Een Spaansche.
Een Spaansche, - meer niet. Het onderschrift van zulk een plaat behoort zoo vaag en zwevend mogelijk te zijn. Want voor de verdere omschrijving heeft Masiera, die de figuur in beeld bracht, aan de fantaisie des beschouwers een onbeperkte speelruimte gelaten. Een Spaansche vrouw? Buiten kijf zouden slechts zeer weinige burgeressen van Madrid of Barcelona u niet met diepe verontwaardiging en ergernis aanzien, zoo gij haar Masiera's teekening als het type der Spaansche vrouw woudt voorleggen. En stel u ook niet voor, dat ge, het Iberisch Schiereiland bereizend, in de straten van Valladolid of Saragossa de signora's in zulk een onmogelijk gewaad zult zien rondwandelen. Ge zoudt evengoed de beeltenis in costuum eener Amsterdamsche of Haagsche ‘chanteuse’ van den zooveelsten rang kunnen teekenen, en deze schets voor het type van ‘een Nederlandsche’ kunnen doen doorgaan. En juist op dit terrein toch, dat onder alle hemelstreken vrij wel met dezelfde figuren schijnt bevolkt te zijn, hebben we blijkbaar de herkomst dezer Spaansche te zoeken, wier gansche verschijning aan de wereld van het voetlicht doet denken.
Toch draagt zij in alles de sporen van haar nationaal karakter. De lijnen van het gelaat in 't algemeen, zoowel als de vorm der oogen, het beloop van den fijnbesneden neus en de trek om de halfgeopende lippen; de mantilla, haastig over een stoel geworpen, maar die zij zich straks rondom hoofd en schouders zal plooien met een gratie, waarvan men alleen in haar vaderland het geheim schijnt te kennen; de zessnarige mandoline, die zij een oogenblik uit de hand heeft gelegd, om een ons onbekenden aanbidder met veelbeteekenenden blik een dronk toe te brengen, - dit alles is door en door Spaansch, en evenals de hartstocht, die uit haar wezen spreekt. De Italiaansche vrouw moge het door hare teedere, smachtende bekoorlijkheid vaak winnen in schoonheid van de Spaansche, - wat hartstocht, gloeienden, ontembaren hartstocht betreft, heeft de laatstgenoemde haar wedergade niet. Zoowel in liefde als in haat. In den haat wellicht nog het meest. Van de liefde der Spaansche vrouw geeft schier elke bladzijde der werken van Vega en Calderon en Zorilla en Guevara en Tellez ons de roerendste schilderingen. Is die liefde niet spreekwoordelijk geworden als de vurigste, maar vluchtigste tevens? Maar ook van den haat der Spaansche vrouw hebben èn de legende èn de geschiedenis tallooze feiten in herinnering doen blijven, waarvan er hier een enkel moge vermeld worden.
‘De Fransche soldaten - zegt in haar onnavolgbaar dorren stijl een kroniek uit den jare 1807 - waren in het begin van deze eeuw in Spanje zóó gehaat, dat zij zelfs nadat Koning Jozef tijdelijk den troon had bemachtigd, geen oogenblik veilig waren voor dolk of vergif. Zij wisten het zóó goed, dat zij bijna nooit iets gebruikten, of hun gastheer moest hen voorgaan. Dat echter dit middel niet baatte, kan blijken uit het volgende geval. Zeven huzaren werden in een dorp in Andalusië door eene rijke dame zeer vriendelijk en schitterend onthaald. Juist die ongewone vriendelijkheid deed hen bijzonder op hunne hoede zijn; maar alle achterdocht week, toen de gast-