Een Poolsch landschap.
Ook al stond het er niet met zoovele woorden onder, men zou bij de beschouwing van dit landschap zich wel verplaatst gevoelen naar een omgeving in of nabij Rusland. Het landschap heeft het eigenaardig Tartaarsche of Mongoolsche karakter, dat een onafscheidelijk kenmerk is van het vaderland der Slawen, die in de 9de eeuw de vruchtbare vlakten aan den Weichsel bewoonden. Het gaat den Polen als ons, wat de gesteldheid van den bodem betreft: hooge bergen en diepe valleien heeft men er niet te zoeken. Het gansche land vormt een groote vlakte, die alleen in het zuiden eenige sporen van verheffing toont. De Weichsel deelt het rijk in twee nagenoeg gelijke helften en neemt rechts den San, Wieprz en Bug-Narew, links de Nida en Bzura op. De landbouw is het hoofdmiddel van bestaan, maar men vindt er ook veeteelt, handel in hout en belangrijke ijzermijnen. De Poolsche industrie is, tengevolge van de tolvrijheid met Rusland, zeer toegenomen.