't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– AuteursrechtvrijStemme: Ick drinck de Nieuwe Most.
SOo gaat de snelle tijt,
Die men soo ydel slijt,
Passeeren heen, en die dagh komt weêr aan,
Waar op ick Iuffrouw uw Geboort' vermaan;
| |
[pagina 135]
| |
Ontfanght dit Rijm doch niet
Misgunstigh, schoon het nimmer heeft bespiet
Parnassi Bergh, 't is maar tot vermaaningh
Van dees vreughde-tijt,
Waar in ghy jaarich zijt.
Wie soud', ey! seght, sijn Pen,
Die yet wat rijpen ken,
Tot lof van soo een schoon' en brave dagh,
Die menich wenscht dat hyse s' jaarlijcx sagh?
Al waar ick door 't getier
Van tweeden Oorlogh, duysent Mijl van hier,
'k Vergat die noyt, die ons ter wereldt
Bracht soo soeten Maaght,
Die yder een behaaght.
Iuffrouws stelt Speelen in,
Het is van een Basin
| |
[pagina 136]
| |
Het Iaar-getij, vlecht soeters haar een Krans
Van Myrthe-Bloempjes, voeght u t' saam ten dans:
De Satijrs sullen voor
U soetjes springen, en geeft Pan gehoor,
Die sal op Riet uw deuntjes quelen
Soo veel als hy mach
Van haar Geboorte-dagh.
Vuldt op, na d' oude wijs,
Den Disch met leck're Spijs,
Geboorte-dagh eyst Glaasen Christalijn,
Vol van den besten Rinsch- of Vranschen-Wijn.
Wie soud' hier zijn ter jacht,
Die niet en queelen soud' den gantschen nacht?
Weest dan verheught, laat u niet stooren,
Maar soo lange blijft
De Zon de nacht verdrijft.
| |
[pagina 137]
| |
Elck schept dan vreughd' die mach,
Dees nacht die viert den dagh
Van haar, die 'k wensch, dat Iaaren drie dosijn
Haar eersten dagh van mijn vermaant mach zijn:
En laat een groote Fluyt
In 't rondt eens swieren: maar eer ghyse uyt,
Soo weest des vreughdts altijdt indachtigh
Van haar (sooje kunt)
Die u dit nachtjen gunt.
|
|