't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 119]
| |
Stemme: O Schoone Cariclea.
GOd den Heer op een tijd
Zend eens tot David, Nathan den Propheet,
Die sprak tot hem, gy zijt
Koning van Israël, daarom dit weet,
Daar zijn twee Mannen in een Stadt,
d' Een rijk, en d' ander zonder schat.
De Rijke Man bezat
Veel Schaapen, en veel ander Vee op 't Veld:
De arme man die hadt
Een eenig Schaapjen, 't geen hy voor zijn geld
| |
[pagina 120]
| |
Gekogt had, en wel op-gevoed,
Zoo dat het groot werd, vet, en goed.
Het Schaap at van sijn Broodt,
En drank uit zijnen Beeker, en nog meer,
Het sliep in zijnen Schoot,
Gelijk een Dogter hiel hy het in eer:
De Rijkke Man die kreeg een Gast,
Doen heeft hy 't arme Schaap aan tast.
Zijn Schaapen laat hy gaan,
Zijn Kinderen, en al wat zijne was,
En liet het Schaapje slaan
Van deze Armen, en breiden 't ras,
En gaf 't te eten aan zijn Vriend;
Zeg nu, wat heeft deez' Man verdiend?
David met gramschap groot,
Op die Man, tot Nathan gesprooken heeft,
| |
[pagina 121]
| |
Die Man is weerd de dood
Zoo waaragtig als God de Heere leeft,
Daar toe hy ook dat Schaapje zoet
Viervoudig weêr vergelden moet.
Hy sprak, gy zijt die Man
Die sulken gruuwel hebt durven bestaan:
David sprak tot Nathan,
Ik heb gezondigt: Nathan sprak hem aan,
Uw' zonden zijn vergeven al:
Maar 't Kint moet sterven door uw' val.
J.J. Kort. |
|