't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 93]
| |
Toon: La Crudeline.
LEst vraaghde my een Susje,
Die 'k vry wat graaghjes sach,
Met een zerp-soete kusje,
Of s' in mijn hertje lach;
'k Seyd gans bloet, en 'k sprak, och armen!
Hoe is doch uw vraegh soo slecht
Mijn soete Meyt?
Wat 's dat geseyt?
Laaght ghy soo staagh in mijn armen,
Als ghy wel lecht in mijn hert.
s' Had nauw mijn stem vernomen,
Of haar lipjes zijn
Haast aan de mijn' gekomen,
Rooder als Coralijn;
| |
[pagina 94]
| |
En aanschouwende mijn' oogen,
Of mijn hert by 't sijne leydt;
Mocht ick dat sien,
'k Soud'me dan biên;
Oogen, seyd sy, van vermoogen,
Aan mijn Minnaar die het seydt.
'k Meen datse door 't vertrouwen,
't Geen s' uyt mijn oogen kreegh,
Haar naulijcx kost onthouwen:
En schoon haar Mondtje sweegh,
Sach ick doch haar wesen seggen,
Waarom vatje my niet, segh?
O waarde Lief,
Mijn Ziels gerief;
'k Wil in die sijn armen leggen,
In wiens hertjen dat ick legh
|
|