't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 82]
| |
Stemme: Daar was een aardich Meysje.
CUpido kleyne Fieltje,
Waarom soo fel gebrandt
Het binnenst' van mijn Zieltje,
Hoe! hebje geen verstandt?
't Zijn doch maar viese grillen
Uw Pijlen soo te spillen,
Gaat eerst eens by mijn soete Meyt,
Siet wat sy daar toe seyt.
Ghy hebt immers gegeven
De kracht aan haar wel eer,
Dat sy mach met my leven
| |
[pagina 83]
| |
Na haar lust en begeer.
Spaar uw fenijnde Pijltjes,
De suere Minne-vijltjes,
Sy draacht van uwe Pijl en Boogh
De vlammen in haar oogh.
Haar ooghjes menichwerven,
Maken 't mijn ziel soo suer,
En sullen my doen sterven
Door 't over-zijds gegluer:
Wilt ghy dan noch meer plaagen
Mijn hertjen alle daagen,
Het is al langh, snood' Cijpris Soon,
By haar geweest te woon.
|
|