't Hoorns vermaeck'lijck treck-schuytje
(1663)–Anoniem Hoorns Vermaeklijck treck-schuytje, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Stemme: Geswinde Boode vande Min.
WAt vliedt ghy, segh mijn Amaril?
Ach mijn waarde Ziel!
Die ick soo vaak mijn trouwe wil,
Als voor oogen hiel;
Schoone Maaght, ey aanhoort.
| |
[pagina 4]
| |
Van uw Slaaf, noch een woort // en gaat,
Dan soo verd' 't uw lust toe-laat:
Laet ick een-maal noch
Thoonen dat bedroch,
Noch geveynstheydt, wert
Hier gebonden in dit hert:
Maar dat ick u, mijn Herderin,
Altoos heb bemindt
Niet met de schijn noch valsche min,
Als men veeltijdts vindt:
Maer dat ick menighmaal,
Langhs dit Veldt ga en dwaal // alleen,
Om te storten mijn gebe'en:
Dat u wreede hert
Eens getroffen wert
Van mijn klacht, en 't nat
| |
[pagina 5]
| |
Datter uyt mijn oogen spat.
Mijn Schaapjens selfs, dit stomme Vee,
Spreecken voor my uyt
Hoe dickwils dat ick klaagh, ach wee!
Waart ghy eens mijn Bruyt;
Amaril, ach! ick souw
Blussen dan, waarde Vrouw // mijn lust,
En ghy zijn op trouw gekust:
Maar ô wreede Maaght,
Schoon u wordt geklaaght
Mijn jammer en verdriet,
Ach! ghy vlught, en acht het niet.
Jac: Crabb' d' Jonge. |
|