Hoofsheid is een ernstig spel
(1988)–Anoniem Hoofsheid is een ernstig spel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
15 Behulpzaam zijnWees altijd bereid iedereen van dienst te zijn: dat zal je nooit spijten. Al beloont de één je niet, de ander zal al je diensten belonen.
Als je ergens bent, waar gebrek is aan hulp voor het bereiden van de maaltijd, of waar de tafel zonder bediening is, bied dan je diensten aan. Men zal je om je hulpvaardigheid prijzen.
Is iemand bezig van het paard af te stijgen of het paard te bestijgen, minacht het dan niet om behulpzaam te zijn, want het is hoofs en men verwerft er vriendschap mee.
Trek met opgestroopte mouwen bij iemand zijn beenplaten of nauwe laarzen uit zonder hem pijn te doen, en doe dat altijd met een opgewekt gezicht.
| |
16 Beleefde omgangsvormen, goede manierenAls iemand je tegemoet loopt en hij groet je vriendelijk, bedenk dan dat hij een vriend is en bejegen hem altijd in dezelfde geest.
Loop je met iemand van gelijke stand op, en loop je voor hem uit, dan handel je als een dwaas. Loop naast hem. Sta je gelijke ook toe om voorop te lopen; dat is juist gehandeld.
Loop je met je meerdere op, blijf dan achter hem. Beschouw dat niet als onwaardig. Als je naast hem zou lopen, dan zou je handelen als een zot, tenzij hij het uitdrukkelijk zou verlangen.
| |
[pagina 91]
| |
Als iemand tegen je spreekt, kijk hem dan altijd recht in het gelaat aan en prent al zijn woorden in je geheugen, indien je die zonder gezichtsverlies wilt verder vertellen.
Als iemand van hogere stand je toespreekt, ontbloot dan te allen tijde het hoofd. Priesters moet je eveneens eer bewijzen, waar ook ter wereld.
Als je van iemand een geschenk hebt ontvangen, moet je hem altijd dankbaar zijn; prijs de geschenken en de gever. Hiermee verwerf je genegenheid.
Als je voor iemands deur staat, dan moet je niet onverwachts naar binnen gaan zonder je aanwezigheid kenbaar te maken; dat zou incorrect zijn. Klop, kuch of spreek, dat is mijn raad.
| |
17 Wenken rond het beroep van bodeIndien je als dienaar of bode naar een vreemd huis wordt gezonden, ga dan bescheiden op de grond zitten, wanneer je niet terstond moet terugkeren.
Ben je als bode naar een meerdere toegezonden, dan raad ik je aan om je boodschap in weinig woorden af te doen op een kalme, gepaste en verstandige wijze.
Ook al wordt jou via een bevriende of onbekende bode een ongunstig bericht gezonden: je moet voorzichtig zijn en het goedgestemd dulden. Want in het algemeen pleegt men te zeggen: een bode mag uit angst zijn boodschap niet verdraaien.
| |
[pagina 92]
| |
18 Gastheer of gastToon je gasten een opgetogen gelaat, want een opgewekte gastheer vervolmaakt de vreugde. Bedank je gasten als zij afscheid willen nemen, en loof en prijs hen.
Wanneer je bij een meerdere in stand komt en je gaat zitten, dan mag je niet je ene been over het andere slaan, als hij het zien kan.
Begrijp goed wat ik je leer: voor een aanzienlijk groot heer moet je met blijmoedigheid opstaan. En je mag niet bij hem gaan zitten, tenzij hij het gebiedt. Wie zo handelen, zijn hoofse mensen.
Moet je bij een meerdere of een gelijke in één bed slapen, dan raad ik je aan dat je hem - als je naar bed gaat - bescheiden vraagt aan welke kant hij wil rusten.
Prijs de nacht, als je opstaat. Prijs de dag, als je gaat slapen. Groet je gastheer en zijn verwanten vriendelijk.
| |
19 TafelmanierenIndien de waskom langskomt en voor jou bestemd is, en als je bij een meerdere aanzit, vriend, laat hem dan eerst zijn handen wassen en hou zelf de handdoek vast. Dat is hoofs.
Neem genoegen met je eigen voedsel op je eigen tafel, waarmee je je op behoorlijke wijze kan voeden. Wees niet als die veelvraten, die kwijlend in 't rond lopen te kijken.
| |
[pagina 93]
| |
Leun niet met je ellebogen op de tafel, al vind je dat gemakkelijk. Zit altijd recht, en wees degene die naast je zit altijd van dienst. Dat lijkt mij het beste.
Zit je met iemand aan tafel die je gelijke in stand is, bedien hem dan. Dat vind ik goed. Is degene met wie je eet je meerdere, geef hem dan het mes. Vergeet dit niet.
Is iemand zo goed om je de beker te geven, neem de beker dan met een vriendelijk gezicht in ontvangst, drink op hoofse wijze en geef de beker - als je verstandig bent - weer terug.
Maar als je arm bent, maak de beker dan helemaal leeg, ga deze snel omspoelen, en geef hem dan zonder omhaal terug.
De beker die je in ontvangst wilt nemen, die moet je stevig aan beide zijden met allebei je handen omvatten. Aan de rand vastpakken moet je nalaten.
Als men je de beker geeft, denk er dan om dat je je niet afwendt, als je drinkt. Week het brood dat je hebt afgebeten niet in de beker.
Als je voedsel in je mond hebt, dan moet je even wachten met drinken. In bekers pleegt men te soppen, maar in de mond van de mens hoort dat niet.
Wie in zijn mond sopt, heeft de manieren van een drol en is als een ezel, die in het drinkwater pist. Als je brood op de tafel legt dat je al in je mond hebt gehad, dan doe je jezelf grote schande aan.
| |
[pagina 94]
| |
Steek het stuk niet eerst in je mond, dat je op de schotel wilt leggen. Voorts verbied ik je zonder meer om je neus af te vegen aan het tafellaken.
Droog je handen nooit aan je kleding af, dat is een schande. Veeg tanden noch zwerende ogen met het tafellaken schoon.
Steek je handen niet in het voedsel, als een prijzenswaardige superieur met je wil eten en drinken. En hou zijn tafellaken liever schoon.
Blaas niet in voedsel of drank; alleen dwazen doen dat. Pas op dat je in geen van beide blaast, waar een fatsoenlijk mens het kan opmerken.
| |
20 Wenken voor op reisBen je pelgrim, sluit je niet als derde bij twee anderen aan, wat er ook gebeurt. Een oneven aantal ossen, zoals men gewoonlijk zegt, maakt dat de wagen omvalt.
Als je voor korte of lange afstand met iemand langs de wegen reist, vraag hem dan wie hij is. Je moet zijn naam proberen te weten te komen, als je niet door hem wilt worden bedrogen.
Ben je een goede godvruchtige pelgrim, dan moet je tegen iedereen oprecht zijn. Je mag je gelofte niet verbreken, naar beste kunnen, want God kan Zich daarom op je wreken.
Ben je aangewezen om met een meerdere of een gelijke langs de wegen te reizen, of moet je hem vergezellen: wil dan wat hij wil. Dan blijf je verschoond van onenigheid.
| |
[pagina 95]
| |
Als je pelgrim bent, laat de dag dan niet ongebruikt voorbij gaan. Vraag om een goede overnachtingsplaats. Sta bijtijds op, en leg de lange weg bij klaarlichte dag af.
Overnacht niet in het huis van een roodharige man, indien je elders terecht kan, want mensen met rood haar zijn heel onbetrouwbaar en ze bedriegen altijd.
| |
21 SlotHier eindigt dit boekje van goede zeden. God moge degene eer gunnen, die het uit het hoofd zal leren. En moge God degene die deze lessen zal naleven vreugde schenken om die reden.
Amen. |
|