Hollandsch en Hoogduitsch woordenboekje

Inhoudende alle dagelijks voorkomende Duitsche woorden, gesprekken enz. naar de Hollandsche spelling zamengesteld, om het Hoogduitsch te verstaan en zonder meester te leeren spreken

[p. 19]

VIII. Klederijen, enz.

Het Kleed	Das Klaid
De Hoed	Der Hoet
De Muts	Die Mutze
De Paruik	Die Paruke
De Das	Der Halstoech
De Mantel	Der Mantel
De Kraag	Der Ubersjlaag
Het Vest of Kamisool	Die Weste of das Kamisool
De Broek	Die Hoose
De Kousen	Der Strumfe
Het Hemd	Das Hemd
De Mouw	Der Ermel
De Opslagen	Die Aufsjlage
De Zak	Die Tas-Je
Een Knoop	Ain Knof
Een Knoopsgat	Ain Knofloch

[p. 20]

Handschoenen	Handsjoe
Een Zakdoek	Ain Sjnoeftoech
De Kousebanden	Die Stromfbender
Gespen	Sjnallen
Een Horlogie	Ain Zak-Oer
De Laarsen	Die Stiefeln
Een Laarsenknegt	Ain Stiefelknegt
De Schoenen	Die Sjooë
Een Keurslijf	Ain Sjnoerlaib
Een Boezelaar	Ain Sjürte of Voortoech
Een Snoer	Ain Sjnoer
Paarlen	Perlen
Een Ketting	Aine Kette
Oorringen	Das Orengehenk
Een Speld	Aine Sjteknadel
Een Naald	Aine Neenadel
Het Garen	Des Tzwïrn
Blanketsel	Die Sjminke
Lijnwaad	Die Lainwand
Zijde	Saide
Wol	Wolle
Laken	Toech

[p. 21]

Een Parasol	Ain Sonnen Sjirm
Parapluie	Ain Regensjirm of Paraplu
Een Schuijer of borstel	Aine Büste
Een Schoenborstel	Aine Büste