Hollands Nachtegaeltien verryct met een nieu twede deel genaemd Hollandts en Zeeuws Nachtegaels t'samen-gezangh
(1633)–Anoniem Hollands nachtegaeltien en Hollands en Zeeuws Nachtegaels 't samen-gezangh– Auteursrechtvrij
[pagina 108]
| |
Stemme: Blyschap van my vliet, &c.
DRoefheyt wijckt ter zy / gunt my mijn vermaken,
Ick betracht om vry / en weer los te raken,
Mijn getrouwe hert / sal veel sachter rusten,
Als of lief met smert / u steeds droevigh kusten,
Schoud mijn oogen aen / ach de perlen gaen
Vloeyende beanghst haer gangh,
Heb ick niet bestaen / al dat dient gedaen,
By u lief mijn leven langh?
Waer is docht 't loon gebleven / waer na heb ick mijn leven,
Soo getracht in druck en rouw?
Hebt ghy my oyt gegeven / als klagen, karmen, beven,
Dat seght uyt versteende Vrouw?
2 Hebt ghy niet gesien dat ick t' uwer eeren,
Deed' na u gebien / graegh al u begeeren,
Voelden ghy mijn ziel / schoone niet bewegen,
Als ick lagh geknielt / en badt om u seghen?
Kan in dese pijn ick verduldigh zijn?
Dat is immers tegen reen.
| |
[pagina 109]
| |
Daer ik laes bevijn, dat ick gantsch verdwijn,
En uyt teere tot het been,
O neen ick ben verdragen / de minne te verjagen.
En in rust te leven voort,
Veel liever wil ick wagen / mijn leven alle dagen,
Als soo staegh te zijn vermoort.
3 Jonghmans dan aenschout / wat my is weer-varen,
En u niet vertrouwt / op gout-drade hayren,
Want ick heb mijn tijt / soecken te besteden,
In de min met vlijt / vol lieflijcke reden,
Doch dit is het loon / lacy! dat de Goon
My bestemden aen te bien,
Doen ick d' overschoon / vaeck heb aengeboon,
't Geen dat niet en mocht geschien
Dus ick merck dat mijn waecken / mijn hebben droeve saken
Voortgebracht, en aengeteelt,
Soo dat ick mijn vermaken / gaen soecken sal: en staecken
Meer te lieven 't Vrouwe-beelt.
|
|