| |
| |
| |
Olipodrigo, of snaaksze kwakzalvery, Tot vermaak van het jufferschap, Uit de Herszenen des praat-vaars, By den anderen gelapt.
De Vrinden zyn alle reverendelyk en met zeer veel beleeftheid gegroet,
Door het maken van verscheide strykades en saluades met myn hoed
En voornamentlyk ook met allebey myn beenen.
Ik bidje, zoete Juffertjes, wilt dog voor al u lieden ooren eens kenen,
Want je hebt hier een Perzonage van het eerste Hipocrates fatzoen,
Die je voornemens is, geen kwaad, maat alk goed te doen,
Je zultje tyd ook niet beklagen, die je hebt
| |
| |
verzuimt, met myn discourszen aan te hooren,
Want ik ben een Doctor in me gat en voornamentlyk voor u lieden gebooren.
Och! ik ben een Vent, onder honderd duizend vind me 'er zo gien ien
En als je myn redenen, die op een paar goede beenen steunen, niet wilt geloven, ik zal 't ie laten tasten en zien,
Wat Medicamenten en Genees-middelen dat ik je kom prezenteeren,
Zo om eens helder te Zweten, als om je gemakkelyk te konnen laten Klisteeren.
ô! Myn lieve Lammeren, als je myn experientie, bekwaamheid en goede behandeling maar eens was bekend,
Zo zouje al die andere Profeszooren en Doctooren vry minder agten als Jan Krent,
Die zyn Wyf, zelfs in de minste verhitting in haar ingewanden, niet tot hulp kon weezen,
Neen, myn Tortel-duif jes, ik, ik kan je van alles geneezen,
Indienje my maar wilt gebruiken en laten opening doen van je kwaal.
Ik weet wel, myn Zuiker-Duiveltjes, dat den eene is ruig, middelmatig, den ander weêr kaal;
| |
| |
Dewyl 't onmooglyk is, dat alles zo egaal te vinden.
Wy zullen dan, met de hulp van Arts Zorides, u genezing evenwel onderwinden;
Dewyl ik ben gekomen om Ryken en Armen te helpen, zo dat ik juist zo net niet daar na zie,
Dog een gespekte Beurs zou ik de voorrang geven, zei laatst onze Mie;
't Is ook de Natuur eigen, zo wel onder de Grooten als onder Kleenen.
Ik zegje dan, myn Smodder-muiltjes, je hoeft niet langer, nu je my hebt, te klagen of te steenen.
Wat heb je lui niet dikwils, op de Kermis en Markt-dagen, staan luisteren op straat,
Na een deel Beursze-snyders van Kwakzalvers, die eindelyk u het geld uit de Zak of Tas haalden, door haar praat,
Met van haar Elixter, of Bloed-zuiverende Kruyen een Glas of een Pakje te kopen;
Waar meê je lui dan, zopar poste, ging na huis toe lopen;
Dan fluks die Kruiden, gezet op Jenever, Brandemoris, of oude Rynsze Wyn.
Wel, als je dat zal helpen, Juffer, zei laatst schecle Tryn,
| |
| |
Dan benje gelukkig en het zal het regte Centrum van u kwaal heel wel moeten raken;
Het heeft me in myn Jeugd daar ook geschort, maar zy konden my met zulke potagie niet vermaken.
Het bleek ook aan de Juffer: want, zo dra had zy die Stront en Poespas niet geconsumeerd,
Of was erger als te vooren, althans niet beter; daarom, leerd
En wilt je gezondheid en geld asn zulke lighaam-verderfvelyke Kruiden en Dranken voortaan niet meer wagen
En draagd zorg dat niet alleen de Kwakzalvers, maar de Profeszooren en Doctooren u niet langer plagen.
Ik kan 't me waarlyk niet begrypen, dat, daar ieder van je lui schrikt over 't hooren verhaalen van een Moord,
Je lui zelfs na die Moordenaren toe loopt: 't Is immers ongehoord.
Daar komende, ordineeren zy u verzilverde en vergulde Pillen,
Om de Maag te zuiveren en ondertuszen scheeld het u by de Billen;
Dan Poejers om te zweten, want, na ze konnen merken, benje heel verkoud
En ondertuszen is 't een verhitting in het Bloed, dat niet kan overgaan, voor
| |
| |
dat me werd gezold en gedoud;
Dan Dranken om de verstoptheid los te maken, op u Borst, in Hooft en Ooren
En ondertuszen scheeld het u in de Buik, of lager en me blyft, puur of me gek is, al die Doctorale praatjes aanhooren.
Wel, jou Porcelyne Thee-bakjes, doed je oogen maar eens open, dan zulje immers klaarlyk zien dat je bent mis.
Wat heeft 'er niet meenig te Nieuwendam geweest, by dat Mannetje Pis,
Daar moest men na toe, daar zou men u helpen;
Maar 't was of me na Strand ging om Geld en men vond niet als Schelpen;
Ja 't was zo veel als of je Bakhuisje jeukten en je krabden u gatje met een Puthaak
En evenwel zo raisonneeren een deel fyne Zusjes van dat Doctertje met groot vermaak
En, als 't 'er al op uit-komt en men wil zyn cuuren eens gaan examineeren,
Zo vind me dat hy de Lui heeft helder in de Beurs gehad en niet by de Kleeren
En dat u Kwaalen, die je meenden secuur te zyn verkast,
| |
| |
Je van ond'ren, van boven, van buiten en van binnen nog zitten in je bast
En dat je, met dezulken haar raad te volgen en Medicynen te gebruiken, noodzaaklyk moet, versmagten,
Is ook secuur; daarom, myn allerliefste Krullebolletjes, wilt niet langer wagten,
Want ééne Doozes van myn Medieynen, dieje zelfs, tot u securiteit, disteleerd,
Ingenomen, 's morgens, 's middags, 's avonds, of 's nagts op het Bed, zult gy zo door zyn geanimeerd,
Dat je u Eeten en Drinken daarom zoud verlaten, al had je op u bord het lekkerste Patrys of Kuiken:
't Is ook niet vies, myn Lekker-bekjes, want men kan 't by-na niet ruiken
En voor wat kwalen het al goed is, gy zo daadelyk van my verstaat.
Maar, je moet een goed geloof hebben en twyfelen niet het geringste aan myn praat:
Het gebruik is, in Koetszen, Wagens, Schuiten, op Straat, op Zolder, Kelder, of in Kamer:
Wat dunktje, Meisjes, vondje ooit, by al die Snappers, Medicament bekwamer.
Luister dan, ik zal 't u kond doen en dat in korten stond.
| |
| |
Voor eerst, is het goed, als de Vrouwen, of Vrysters, hebben een open Wond,
Die kan ik zuiveren van alle Brand en Verhitting; ik kan die zelfs in korte stonde stoppen.
Gelooft me, Lievers, ik zegtje, by me zoolen, zonder foppen.
Ach! dat je wist van wat kragt myn Kruiden daar toe waren en hoe delicaat,
Die 't van u lieden daar aan eenigzints schorten, zou my verzoeken om aanstonds uit te scheiden met myn praat,
Om daar, zonder toeven, een Doozes van in te nemen en, met my te gebruiken, bevinden
Wie ik ben en of ik niet in slaat ben, om my by zulke vergulde Mostert-potjes te laten vinden.
Ja, Juffers, ik zweer u datje zoud moeten bekennen datje van myn ten vollen was voldaan.
Maar, laat ons eens gaan zien waar voor ik meer zou konnen staan.
Al was je dan aâmborstig, aangewaszen, of aan je oog-vliezen styf,
Of datje van de Steen moest worden gesneên, of een gezwel had aan je Lyf,
Toe gegroeid, datje u Adem niet halen
| |
| |
kost; je Aderen geborsten; Apenhooft; Bastert-pleuris; Hazemond of Kak-hielen;
Een razende Koorts; een Breuk; Knobbels; Uitwaszing; Bel-Roos; of datje de Beenen van 't Gat vielen;
Ja datje was Beguigeld, Bezeten, Beroert; met besloote Winden; of gekweld met blaauwe Gal.
ô! Jou lieve Trek-plystertjes, dat te genezen is voor myn niet met al;
Datje was vol Blaâren; bevende Koorts; Blaauw-schuit; blinde Darm; of Blind-gezwel;
Bloed-gang; Boezem-gezweer; bolligheid onder d'Oogen; blik Gat; ja al wasje bezeten van de Duivel uit de Hel;
Brandende Koorts; Buik-wee; By-ziende; Kiespyn; of datje van een dolle Hond was gebeten;
Gal-agtig; een Fontanel; Fluimen; een Dwers-breuk; je Gat gebrand; of op je oogen eenige scheeten;
Een hooge Rug; of een Boggel; Juffertjes, die blaas ik weg, Hocus bocus Musceljaat,
Daar even was je scheef en nou benje zo regt als een draat;
Zo dat je lui voortaan met geen lamme Le-
| |
| |
den meer zult behoeven te loopen.
Ik helpje ook al was je van 't hooft tot de voeten verzoopen;
Datje was Droef-geestig; Doof; Harthoorig en dikwils gekweld met opschorting der Pis;
Heezigheid; Hoest; Jigt; of anders Bodegrave; of Pleuris,
Ik weet overal raad toe; zelfs voor Lammigheid; Long-ziekten; Luiheid en Leep-oogen;
Lazerus; de Loop; Ja, Vrinden, al was je Krankzinning, ja Geborsten, je werd van my niet bedrogen,
Maar zuiver genezen, van Fistels; Klieren; Opstyging, of perszing in je Pens;
Al was je Onvrugtbaar; Onbeweegelyk; Ontastbaar; Ongevoelig, kom maar hier, 't gaat hier alles naar wens;
Ik zal je helpen, al was je Moeder-naakt Mank; Ontheupt; Ontstoken, ja al wierden u Beenen opgegeten;
Al was je vol Geeuwinge; Gistinge in je Bloed, Gortig; Gescheurt, ja zelfs van een gespleeten;
Al was je Gek; Giftig; Gebroken; Graveelig, of aan de graauwe Loop;
Of met een Helmzeel gebooren; met Kink-hoest; Kramp; Na-weên; 't
| |
| |
is my even veel, ik genees by den hoop;
Ja, al scheeldend u in de Lever, Liezen, Mammen, Navel, ja al had je zelfs de Pip;
Luizen; Magteloosheid; Maan-ziekten; Mazelen, ja al scheelden 't u in de onderste Lip,
Dat kan ik in de tyd van twee en een half minuet genezen.
Zo datje, wat kwalen het ook zyn, in 't minst niet hoeft te vrezen;
Datje had la Maladie, door inbeelding, Melaas waard, vol matterie, of een kwaaje Maag;
Al hadje een Negen-oog; Ny-nagels; ja al hadje zelfs een Kraag;
'k Neem 't alles weg; Poplesy; Pokken; Platluizen en dat met een extraordinaire gratie,
Want eerst voel ik de Pols, Juffertjes en dan geef ik u een zagte en zeer gemakkelyke Clesteratie.
NB. Dewyl onze OLIPODRIGO te lang is, om in dit Boekjen geplaatst te worden, zullen wy 't vervolg in ons tweede Deel mede deelen.
|
|