Den Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift

De overspeelige huis-slak gestraft.

AIR: Novo. Alegrette & Minuetto.

ALs Jupyn kwam sluipen
Eens by Danaé,
Brak het dak, door 't druipen
Van zyn goud, aan twee,
Door deze list, door deze list,
Kwam hy haar groeten,
Tot op het Dons, tot op het Dons,
Daar Venus rust,
Want het Goud kan boeten,
Snoode Minne-lust.

Maar zyn hier geen vrugten
Van het blinkend Goud,
Dat myn eer doed zugten
En myn Trouw onttrouwd,
Neen Wyfje Lief, neen Wyfje Lief,

[p. 116]

 

Gy doed my pronken

 

Als Acteon, als Acteon,

 

Gekroond voor 't hoofd,

 

Door geile vonken,

 

Word onz' Egt gekloofd.

Maar wat kwam u tergen
Tot dat heilloos spel,
Dorst gy my niet vergen,
Om al uw gekwel,
In wettigheid, in wettigheid,
Te hulp te komen,
Maar 't was den aard, maar 't was den aard
Gewis van 't beest,
Alle lust ontkomen,
Die de kuisheid vreest.

Wat was dat u porden,
Om u eigen knegt,
Tot een Hoer te worden,
Zeg my dat eens regt,
Of dagt gy niet, of dagt gy niet,
Dat het besmetten
Van 't Egte bed, van 't Egte bed,
Nooit straffeloos blyft,
Om een snol haar wetten,
Door den wraak gestyft.

Dies zal ik my wreken,
Trouwelooze Vrouw

[p. 117]

 

En zal uw doen steken

 

In een digten kouw,

 

Of in een zaal, of in een zaal,

 

Tuszen vier muuren,

 

Daar listigheid, daar listigheid

 

Uw doelwit mist,

 

Daar kunt gy bezuuren,

 

Uw gepleegde list.

Ziet daarom, ô! Sloofje,
Zeg ik u vaar wel,
Cierd nu vry u hoofje
Met een zotte bel,
Want ieder zal, want ieder zal
Ons nu verbloemen,
Uw naam zal zyn, uw naam zal zyn,
Trouwlooze Sus
En men zal my noemen
Cornuarius.