Den Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift(ca. 1745)–Anoniem Hollandszen praat-vaars nieuwjaars-gift, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Den smekende minnaar. Vois: La Princesse. 1. ENgel, die myn zinnen rooft En myn hert houd als gekluistert, Zult gy, met een korzel hooft, My dan altyd tegen staan, Blyft u liefde dan verduistert: Ach! wat heb ik tog misdaan? Moet ik dan zodanig lyden, Dat myn uwe liefd' als roost, Is 'er gants geen medelyden, By u, Schoone, tot myn troost. 2. Gy ziet immers hoe ik kwyn, Zints de vlamme van u Liefde, In myn borst ontstoken zyn, Al myn kragten zygen neêr, Zoetert, dat het u beliefden, Die eens op te regten weêr, [pagina 102] [p. 102] Wat dienst zoud gy dan verrigten, Aan my, die blyf uwe Slaaf. Wilt dan, lievert, myn verpligten, Dan word ik weêr fris en gaaf. 3. Staak u moordend' ongenâ, Met een woord kunt gy my helpen, 'k Meen dat lieve woordje Ja, Onder dit hertsterkend woord Kunt gy al myn kwalen stelpen, Spreekt dan bekje, dat men 't hoord: Gy hebt immers niet te vrezen, Gy kent myne liefd' en aard, 'k Zal u daar voor dankbaar wezen, Tot myn ziel ten grave vaard. Vorige Volgende