Digitale debilisering
from the book depository
Over de digitale tijd niets dan goeds. Helaas moet ik mijn lofzang op internet, blogs, e-books, facebook en twitter kort houden en in woorden van één lettergreep. Uit onderzoek van de oeso bleek immers dat de vaardigheid van het ‘begrijpend lezen’, ofwel het doorgronden van teksten langer dan één a4-tje, onder Nederlandse hoger opgeleiden afneemt. Of er een relatie bestaat met het feit dat juist Nederlandse hoger opgeleiden de meeste tijd achter de pc, iPhone en iPad doorbrengen alsook de meeste tweets rondsturen van alle inwoners in de oeso-landen, weet ik niet. Maar ik weet wel dat staatssecretaris Halbe Zijlstra onlangs onder bijval van de ‘Stuurgroep e-books van de openbare bibliotheken’ 15 miljoen euro heeft vrijgemaakt voor een landelijke ‘digitale bibliotheek’. Nog eens 15 miljoen komt uit het Gemeentefonds, zodat in totaal 30 miljoen extra wordt gespendeerd aan een eigentijdse ‘digibieb’. De overheid betaalt jaarlijks al 20 miljoen aan ‘Bibliotheek.nl’, de ‘portal’ van de bibliotheken in Nederland, om een digitale infrastructuur op te zetten. Het additionele geld is bedoeld om digitale boeken in te kopen en die dan op de digitale snelweg vrijwel gratis uit te lenen.
Dat de uitgevers vooralsnog niet staan te dringen om hun e-books beschikbaar te stellen voor vrijwel gratis uitleen, laat zich raden. Even grappig is het dat terwijl het kostbare heil wordt gezocht in de virtuele ‘digibieb’ vele tientallen echte bibliotheken in het land moesten sluiten vanwege gemeentelijke bezuinigingen. De 15 miljoen die de rijksoverheid uit het Gemeentefonds haalt voor de digibieb zal nog eens tot extra kaalslag leiden in het ooit fijnmazige netwerk van wijkbibliotheken en bibliobussen. In een voorbije tijd (ik bedoel de tijd dat hoger opgeleiden in Nederland in staat waren tot begrijpend lezen) werd dit netwerk beschouwd als een basisvoorziening. Die tijd is niet meer; tegenwoordig gaan de culturele keizers gekleed in digitale kledij.
Iets vergelijkbaars doet zich voor bij literaire tijdschriften. De subsidie aan deze periodieken werd beëindigd - iets waarvoor veel te zeggen valt -, en het Nederlandse Letterenfonds kreeg zelfs een verbod om op eigen houtje de uitgaven te steunen. Maar geld voor ‘digitalisering’ is er wel. Dus nu wordt onder het genot van Power-Point-presentaties vergaderd door mannen met digitale dollartekens in hun ogen over het maken van ‘apps’ voor de tijdschriften, over hun ‘content management’, over ‘commitment’ jegens ‘de consument’, over ‘betaalmomenten’ en over ‘downloadfacilitering’.
Iets bij dit alles doet mij denken aan het Wereldtijdschrift; of moet ik voor de hoger opgeleiden uitleggen dat ik hier doel op het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen. Net als in de roman Lijmen - Het Been van Willem Elsschot verwordt hier immers de werkelijkheid tot reclamebrochure, en omgekeerd.
Het zelfde feest van herkenning overvalt mij wanneer ik over facebook of de websites van dagbladen dwaal. Ooit schuilden jongeren tegen de werkelijkheid samen in communes, nu in communities. Vroeger was er kaarslicht met pantomime, nu is er beeldschermlicht en YouTube-filmpjes. Ooit maakten jongelui achter de stencilmachine hun schoolkrant, nu maken ze met dezelfde onleesbare oprechtheid digitale blogs.
Nothing changes, really. Alleen het begrijpend lezen is verdwenen.