| |
| |
| |
Festival
door Boris von der Möhlen
Het gebeurde tijdens ons zoveelste tussenuur. In elk geval zat ik met Huizer en Smits in de mediatheek en we verveelden ons dood. Onze voornaamste bezigheid was balen dat de kaartjes voor Lowlands al waren uitverkocht. Ergens tijdens dat tussenuur kregen we het idee dat we samen op vakantie moesten. We zouden gaan Interrailen, in vieze hostels gaan slapen.
Smits kwam ermee dat hij gehoord had over een ander festival, het grootste van Europa, Sziget. Vanaf dat moment was het beslist, een snelle blik op de site bevestigde dat nog eens. Geen hostels meer, maar tenten. Ook niet meer Interrailen, maar vliegen naar Hongarije.
dag 1 - De Dag van Vertrek. Het kiezen van de vlucht was behoorlijk moeilijk geweest. Tijdens het boeken had ik Smits nog in paniek opgebeld: ‘Waar de fuck moet ik nu klikken?!’ Alleen mijn vader heb ik erger in paniek zien raken achter een computer. Die kan al helemaal geen vluchten boeken. Of hij doet het een half jaar van tevoren. Uiteindelijk lukt het boeken wel, maar tegen die tijd is mijn plaats uitverkocht en moet ik in mijn eentje in een ander vliegtuig.
Op Schiphol gaat gelukkig alles goed. Bij de gate staan duidelijk herkenbare Szigetbezoekers, ze dragen shirts van Metalbands en cowboyhoeden. In het vliegtuig zit ik naast een paar studenten die allemaal voor de eerste keer naar het festival gaan. Een van hen beweert dat er in Budapest broodjes te koop zijn voor omgerekend 0,4 cent. Op het vliegveld van Boedapest staat Valentijn op me te wachten. Zijn vlucht kwam een kwartier eerder aan dan de mijne. We krijgen bij de infobalie een papiertje in onze handen gedrukt waar in tien woorden wordt uitgelegd hoe we vijf keer moeten overstappen om bij Sziget te komen. Gelukkig komt halverwege de reis een oude vrouw naar ons toe die ons de weg wijst. Ze heeft een enorm gezwel dat haar hele oog bedekt, maar zonder haar hadden we Sziget nooit gevonden. Bij onze laatste overstap zijn alle andere festivalgangers al afgehaakt.
Voor we op het terrein mogen, moeten we eerst een polsbandje halen. Dit duurt ontzettend lang, ook al staan er maar een paar mensen voor ons. Als wij eindelijk aan de beurt zijn, is het een kwestie van een paar seconden. Dan denk je dat je binnen bent. Maar dan volgt de tassencontrole nog, waarschijnlijk het belachelijkste onderdeel van het hele festival. De tassencontrole is verdeeld in twee rijen: een voor vip's waar niemand staat en een voor niet-vip's waarin de rest van de wereld staat te dringen. Misschien een beter idee om een rij te maken voor mensen zonder tas, en een rij voor mensen met. De controle houdt in: even je tas openritsen en aan de controleur laten zien in welk deel géén wodkaflessen zitten verstopt. Als de controleur dat gedeelte groot genoeg vindt, laat hij je door.
Nu en dan wordt er iemand uitgevist wiens rugzak bijna explodeert van de wodka. Verder zie je bij de in beslag genomen goederen knakworsten, energy-drinks en waxinelichtjes.
| |
| |
Als we eindelijk op het terrein aankomen, worden twee dingen meteen duidelijk: je wordt gek van de remixen en je komt een hoop bekenden tegen. Uit de speakers bij een bar schalt iets van Seven Nation Army in combinatie met een nummer van Nirvana, in theorie een goed plan, de gemartelde stem van Cobain gemengd met de zwakke drums van Meg White, maar dit klinkt helemaal drugged up.
In het donker zetten we de tent op. Onder een lantaarnpaal, met als voordeel dat we ongeveer kunnen zien wat we doen en als nadeel dat je niet kunt zien of we goed onder bomen staan. Dat is nodig, anders brand je 's ochtends je tent uit. Als we rond elf uur klaar zijn, wordt een eerste meisje huilend en totaal bezopen afgevoerd door twee beveiligers. Ze dragen fluorescerende hesjes, van dezelfde autoriteitsloze soort als de politie in Nederland tegenwoordig draagt. Wat die hesjes bijdragen aan de veiligheid weet ik niet. Haar vriendje praat wanhopig op haar in, maar daar wordt ze ook niet nuchter van.
Wij gaan nog even naar een bar. Echt leuk is het niet en ik ben nog moe van gisteren, omdat iemand vond dat wie naar Sziget gaat, goed moet oefenen door heel veel wodka te drinken. Als ik ga slapen, hoor ik de massa het nummer Losing My Religion meebrullen. Nu begrijp ik waarom er niemand op dit festival ooit nuchter gaat slapen. Met mijn oordopjes in voel ik mij net mijn stiefmoeder. Die slaapt altijd met oordopjes in. Nuchter.
Gelukkig houdt de muziek tegen vieren op. Wel komen er nog een paar Fransen op een toeter blazen. Dan is het inmiddels half zes.
dag 2 - Kwart over zeven: het lijkt erop dat een paar mongolen met metalen hamers op vuilnisbakken aan het slaan zijn. Als ik mijn kop naar buiten steek, blijkt dat we onze tenten pal naast een podium hebben neergezet, dat ze nu aan het opbouwen zijn. De Metal Cage. Elke nacht tot vijf uur snoeiharde gitaarmuziek.
Als ik opsta en mijn T-shirt aan wil doen, schrik ik. Gadverdamme, dit is mijn T-shirt niet! Althans, het stinkt alsof ik het ding een jaar niet heb gewassen. Hier heb ik kennelijk aan een halve dag genoeg om die geur te produceren. We beginnen met een bezoek aan de supermarkt, we hebben water nodig. Veel water. De supermarkt is wezenloos uitgestrekt. En ze verkopen er ook dingen als wasmachines en tondeuses. De afdeling met water is bijna even groot als de hele Albert Heijn bij mij om de hoek. Maar veel keuze is er niet, er zijn alleen anderhalve liter flessen of vijf-liter-verpakkingen, bruisend en niet bruisend. We kiezen voor zes keer anderhalve liter. Weer die lange rij voor de tassencontrole. God is ons goed gezind, een medewerker vindt ons zielig met alleen dat water, en loodst ons langs de vip-ingang naar binnen.
Dan gaat het ook nog regenen. Reis je helemaal naar een warm land, heb je zelf al water bij je, krijg je alsnog regen. Gelukkig zijn de buren niet thuis en die hebben een partytent waar we kunnen schuilen. 's Avonds is er een concert van een band waarvan we nog nooit hebben gehoord, maar die gaat-wel muziek in een leuke carnavalssfeer verpakt. Wij staan als enigen te springen. Niet achterom kijken, naar al die stilstaande lui achter je, krijg je de zenuwen. Na het concert natuurlijk de afterparty, in een club die Volt heet. We ontmoeten twee dronken Schotten die de hele tijd flessen wijn halen, die we dan met z'n allen opdrinken.
Dit is een goede avond. We zijn heel blij. Vooral Saskia en ik, want dit is de uitgaanshemel: iedereen danst, niemand staat stil in een hoekje serieus te
| |
| |
doen. Dit moet wel de beste week ooit worden. Voor ons dan. Later zien we een zielige Valentijn, wiens korte relatie met Hanna nu alweer op springen staat. Ik probeer hem tegen beter weten in moed in te praten.
Als we onze tent opzoeken, is het al weer licht aan het worden. Er is een nieuw tentje tussen de onze en het pad gezet, iemand beweert dat het Grieken zijn maar niemand heeft ze gezien. Handig, zo'n tentje langs het pad. Een goede bliksemafleider voor grapjassen die langs komen lopen en zin hebben om even een tent in elkaar te trappen. Dat blijkt als even later een groep Nederlanders passeert. Ze ritsen de Griekse tent open, slingeren wat scheldwoorden naar binnen, en lopen weer verder. Om half zeven slaap ik eindelijk. De muziek begint weer om negen uur.
dag 3 - Dwars door de dreunende muziek slapen we uit en gaan dan naar de stad. Iemand draagt een shirt met daarop ‘My mom says I'm special’. Yeah, right. We vinden een restaurant aan de Donau en omdat we zuinige Nederlanders zijn bestellen we met nadruk gratis water. Het brood op tafel gaat in een plastic zak, samen met de servetten. We overwegen ook de asbak aan deze collectie toe te voegen of met de stoelen weg te rennen. Als we zijn uitgegeten, moeten we allemaal kakken. Lekker luxe op een mooie pot. Op het terrein staan alleen van die smerige Dixi's, hier heten ze Toi Toi's, die je ook altijd bij wegwerkzaamheden ziet. Maar dan zegt de klok dat we alweer afscheid moeten nemen, om Prince te zien.
Nu ja, het is niet dat we terug moeten omdat we Prince zo goed vinden, de meesten kennen niet veel meer dan Purple Rain dat ze wel eens op de radio hebben gehoord. Het is meer dat we zuinige Nederlanders willen zijn, en dat een kaartje voor zo'n artiest normaal zo'n 80 euro kost en we hem nu gratis krijgen bij de festivalprijs. Dan moet je wel.
Op de terugweg komen we langs de supermarkt. Half Sziget zit er op de stoep, met flessen wijn en wodka, om goedkoop in te drinken. Wij gieten een fles wodka in een fles cola, om mee te smokkelen. Ben ik de enige die dat geen combinatie vindt? Het camoufleert niet eens. Ik koop een pakje salami en beleg daarmee de gestolen boterhammen uit het restaurant. Iedereen krijgt er keurig een servetje bij. Dit zal het culinaire hoogtepunt worden van de week.
Ik heb een ongelooflijk jeukende kop en besluit de klitten uit mijn haar te gaan kammen. Het duurt veel langer dan normaal, door al het gemorste bier is het een harde plak geworden.
Onze tenten staan niet ver van het hoofdpodium, waar Prince zal optreden. We kunnen gewoon blijven zitten wachten tot het concert, veel te laat, begint. Niet veel soeps, die Prince. We zingen natuurlijk wel heel hard mee met Purple Rain, gewoon, omdat we dat nummer tenminste kennen. Verder weinig fanatieke fans. Uit verveling beginnen we ‘Alle Duitsers zijn homo's’ te zingen. Achter ons staan er een paar, die ons daarop aanspreken. Ik antwoord beleefd: ‘Sorry, ich habe es nicht gewusst.’
Later op de avond zitten we weer bij onze tent. Er komt een Oost-Europese man naar ons toe. Hij is dronken en kan nauwelijks op zijn benen staan. Hij houdt een flesje lenzenvloeistof voor mijn neus en zegt: ‘Trink, trink, palinka!’ De vloeistof in het flesje ruikt naar terpentine. Ik bedank hem voor het aanbod. Dan loopt hij naar een groene werptent, probeert zijn flesje erop te zetten en als dat natuurlijk mislukt, valt hij met zijn volledige gewicht op de tent. Hij
| |
| |
krabbelt met veel moeite weer op, en tot ieders verbazing veert ook het tentje weer grotendeels terug. Dit tafereel herhaalt zich diverse keren. Iedere keer blijft het tentje iets platter achter. Uiteindelijk lukt het hem zowaar om de tent in te duiken.
Even later komen er twee Hagenezen langs. We vertellen ze dat ze best in de groene tent te kunnen slapen, die is toch maar gekraakt. Ze beginnen de tent in zijn geheel op te tillen. Met de man er nog in. Die geeft geen krimp.
Ze hebben een hoop te vertellen, deze Hagenezen, ze hebben namelijk net een blowtje gehad en daarvoor al veel te veel gedronken en nu zijn ze dus nogal ‘van hun padje af’. Maar al snel komen er een hoop andere mensen langs wankelen. We moeten verschrikkelijk lachen. Het is nog beter dan de muziek, gewoon bij je tent blijven zitten en drinken en om je heen kijken. Om half zes roept een zware mannenstem of het wat zachter kan. Ik schreeuw nog harder
| |
| |
terug: ‘Nee!’ Daarop roept de man woedend: ‘Dan kom ik je wel effe helpen!’ Tijd om naar bed te gaan.
dag 4 - Ondanks onze nachtelijke uitspatting staan we vroeg op. We gaan naar het badhuis. Daar springen we allemaal tegelijk met onze bezwete lichamen en bierhaar in het bad van 38 graden. In het begin te heet, maar na even wennen perfect. We bediscussiëren mijn voeten, die in het water niet lijkbleek, maar lijkblauw schijnen. Qua voeten kan ik van iedereen winnen, zeker weten. We blijven eeuwen in een soort draaikolk rondjes draaien, over mensen heen en onder mensen door, opstoppingen veroorzakend, met pijnlijke botsingen als gevolg, alsof het badhuis ook een moshpit is.
Aan het eind was ik de modder van mijn schoenen in het minerale water van het zwembad en voelen wij ons allen schoon, heel schoon, bijzonder schoon. Terug op het festival staan er dames die 18+ bandjes uitdelen. Voor je er een krijgt, vragen ze ‘Are you 18?’ met een smekend gezicht van ‘Zeg ja, zeg ja!’
Iedereen krijgt zonder problemen een bandje. Dan gaan we naar ons eerste echte concert. Vergeet Prince. Hier is Rise Against. Er zijn niet veel mensen. Pas halverwege het eerste nummer kom ik erachter dat ik deze song ken maar niet herkende omdat de gitaar idioot hard is afgesteld. We staan precies tussen twee moshpits in die soms in elkaar overlopen. Het gaat er hard aan toe in die op de maat kronkelende mensenknopen. Een vrouw heeft veel van iets gebruikt en staat gewoon in het wilde weg te boksen, verder zijn er veel van die kleine opdonders die iedereen omver beuken. We zitten dan al vol blauwe plekken en schaafwonden.
Door naar de Bloody Beetroots, ook wel bekend als Death Crew 77. We staan vrij vooraan en worden alle kanten op geduwd en getrokken, alsof we in een hele sterke zeestroming terecht zijn gekomen. Tegelijk staat iedereen te springen, en je moet wel meedoen omdat je anders geen lucht krijgt. Respect voor de kleine meisjes die met ons mee zijn, zij moeten extra hoog springen, ik zou gestikt zijn. Het is een wonder dat er niemand wordt doodgedrukt, aangezien er niet meer ruimte is dan de plek die je zelf inneemt, en zodra er beweging in de massa komt, sta je helemaal klem.
Al met al is dit een van de indrukwekkendste optredens die ik ooit heb meegemaakt. Na een half uur zijn we helemaal kapot. We gaan door naar Mötorhead, waar we nog een paar nummers meepikken. Het is opvallend hoeveel baarddragende middelbare mannen met bierbuiken en Mötorhead-shirts hier rondlopen. Daartussen maken we onze eigen magere jongens-moshpit, wat nog vrij eng is, omdat de meeste mannen naast een grote bierbuik ook beschikken over indrukwekkende spierbundels en bloeddorstige ogen waarmee ze ons woest aankijken.
We houden het voor gezien, bij Suicidal Tendencies kunnen we alsnog onze laatste restjes energie kwijt. Hier wordt volop hard gemosht met veel bijbehorend zweet. Leuk om te zien hoe een soort punkfamiliegevoel onder de fans ontstaat. Bij het laatste nummer mag iedereen het podium op. Op dat moment raak ik alle anderen kwijt, maar ik vind ze later terug in de Shisha Lounge. Even chillen, schoenen uit en gaan liggen stinken op een zitzak. Dankzij de harde live muziek die over het hele eiland bonkt, vallen we niet in slaap.
dag 5 - Saskia en Hanna willen graag mijn haar krullen. Saskia weet een methode waarvoor alleen papier en water nodig is, het moet er alleen wel heel erg
| |
| |
lang in blijven zitten. Ik zie er belachelijk uit. Met dat natte papier in mijn haar gaan we eten halen. We komen langs een stekkerdoos onder een lantaarnpaal waar mensen hun mobieltje illegaal opladen. Slim idee, maar hoeveel volt gaat er eigenlijk naar zo'n lantaarnpaal?
Als we terugkomen, zien we de Oost-Europees uit zijn gemartelde werptentje kruipen. Hij blijft er gewoon bij zitten. Jammer. De grap was leuker toen we nog dachten dat hij in een willekeurige tent was gaan liggen.
Met mijn verse krullen gaan we naar Kasabian. Goed concert. Naast ons staat een man een grote hoeveelheid pillen weg te werken, zonder dat de muziek merkbare invloed op hem heeft. Door naar Judas Priest, lekker ouderwetse heavy metal, alsof je naar een concert van veertig jaar geleden kijkt. Met een slome drummer die vooral erg goed is in zijn drumstokken de lucht in te gooien. Lang blijven we niet, we moeten namelijk naar The Chemical Brothers. Ik ken de muziek niet goed, dacht dat ik ze niet interessant zou vinden, maar het is het enige concert dat veel leuker blijkt dan verwacht.
In de Shisha Lounge is het dit keer veel te druk, dus dan maar dansen in Medusa. Onderweg verdwalen we en draaien rondjes door het kamp van de Fransen en Italianen. De rest van de avond is dat het gespreksonderwerp. Fransen. Italianen. Onderweg komen we langs een bungeejump. Ik krijg een paar mensen zo gek om dat voor mij te betalen. Morgen zal ik springen.
| |
| |
dag 6 - Dit is de dag van The Prodigy. Iedereen heeft er zin in, maar eerst willen we ontspannen in het badhuis. Jammer dat er een enorme rij voor het gebouw staat. Mensen met een citypass kunnen gratis naar binnen, en iedereen op het festival heeft een citypass. We sneaken langs de betaalkassa ongemerkt naar binnen. Heet, koud. We worden allemaal een paar keer opnieuw geboren. Na de sauna snel terug want DeWolff speelt. Neerlands trots! Nou ja, ze komen uit Limburg, maar vanwege hun bluesy spacerock zijn we vergevingsgezind. Onderweg halen we twintig broodjes van drie cent per stuk. Valentijn lacht ons uit over de zijns inziens veel te grootschalige aankopen. Maar voor we aankomen, zijn alle broodjes op. Goed concert, mooi om te zien hoe een paar jongetjes gewoon lekker muziek maken. Helaas herinnert iemand zich dat ik beloofd heb te bungeejumpen. Maar dan wil Saskia ook. Daarvoor zit er niet genoeg in de pot. Ik ben gered.
Hanna en Valentijn moeten ons iets vertellen: het is uit. Niemand is verbaasd. Erger is dat Hanna's portemonnee is gestolen. Daarvoor zijn in feite bezoekjes aan de politie en ambassade vereist. Maar we hebben nog The Prodigy om alles te vergeten, en de Deftones.
Ik heb me er de hele week op verheugd dus ben een beetje bang dat het een teleurstelling zal worden. Niets is minder waar. Het publiek is massaal aanwezig. Veel gespierde mannen, maar ze zijn sloom en soft, dit in tegenstelling tot de band. The Prodigy. Mijn band. Ik ga bier halen bij mijn favoriete barman. Tijdens de eerste keer tappen had ik hem verteld dat als ik twee vingers opsteek, ik twee bier bedoel. De volgende keren kwam ik met diverse mensen langs om bier te bestellen. Elke keer als hij mij zag, stak hij twee vingers op. Dat was mooi, dat moest iedereen zien. Zo had ik al vele liters bier weggewerkt, maar er nooit iets van gevoeld. Nu hebben we bedacht dat mijn favoriete barman maltbier schenkt. Er volgen lange discussies over waar wel en waar niet echt bier wordt verkocht. Volgens mij moet je geen bier halen bij de mainstage, dat is nep.
dag 7 - Omdat vorige keer die twintig broodjes niet genoeg waren, gaan we vandaag voor de vijftig. Valentijn zucht. We kopen ook twee liter yoghurt. We eten de broodjes in de berm op en zijn allemaal tevreden. Ik slurp een hele liter yoghurt weg. Aan het einde van mijn bak ben ik misselijk.
Triggerfinger overlapt met de Kaiserchiefs. Dus kan ik daar eerder weg. Ik hou van Triggerfinger. Op weg naar de band hebben we een gesprek met twee Belgen, wij vertellen ze een Belgenmop, zij vertellen ons een Nederlandermop. Stomme moppen, allebei. Aangekomen bij Triggerfinger valt het op hoe nationalistisch die Belgen eigenlijk zijn, overal Belgische vlaggen. Als ik naar de wc ga, zie ik de drummer en bassist zitten praten, ik kan me nog net inhouden en roep niks belachelijks.
Het concert is even goed als het optreden dat ik vorig jaar met mijn vader gezien heb in Paradiso. We mogen weer meeschreeuwen, als gewoonlijk, en het is weer goed, als gewoonlijk. Ruben, de zanger, vraagt ‘Zijn er Belgen of Nederlanders hier?’ waarop iedereen luidkeels ‘Jaaa!’ roept. Alleen maar Belgen en Nederlanders hier, dus.
Aan het einde van de avond een vuurwerkshow. Het begint met ‘een stukje toneel’, om de show op te rekken naar een half uur in plaats van de drie minuten die er aan vuurwerk is. Daardoor krijgt iedereen meteen weer een hekel aan cultuur en zin om op Wilders te stemmen. De Metal Cage. Vol. We willen bij de dj een nummer aanvragen, maar die hoort ons natuurlijk niet. Truc: Huizer
| |
| |
laat zich aan de ene kant van het hek door een beveiliger vangen, ik klim er aan de andere kant overheen. Daar heb je je verzoeknummer.
dag 8 - De laatste concertdag! Gisteren zei Smits tegen mij: ‘Als jij je haar millimetert, doe ik dat ook.’ Hij had het nooit verwacht, maar ik zei ja. Dus is er een plan geboren. De anderen moeten ook wat gewaagds doen. Hanna en Saskia maken zich er makkelijk vanaf door de piercing te nemen die ze toch al wilden. Brein, Huizer en Valentijn zullen zich als vrouw verkleden.
Maar eerst gaan we de stad in. Eten bij restaurant Robinson, heel luxe. We bestellen allemaal een lekker hoofdgerecht. Als Doris een hapje neemt, begint ze overal over te klagen, messen te zwaar, eten te zout. Ze moet er zelf ook om lachen.
Een forse rekening. Niemand heeft genoeg contant, we moeten allemaal apart pinnen. Uiteindelijk zijn we het allemaal zat. We geven een berg muntjes als fooi, ter waarde van ongeveer een euro, waarvan de ober de helft laat vallen en niet meer opraapt. Ondankbare hond.
We hebben nog tijd om te millimeteren, dan bedenkt iemand dat het zondag is. Alleen de supermarkt is open. En ja, daar hebben ze tondeuses. Terwijl Saskia een tondeuse gaat kopen, ga ik met Huizer naar The National, ik moet erheen van mijn vader. Hij beweert dat het live niet zo goed is als op de plaat, maar dat valt ontzettend mee. We genieten.
Dan is het tijd om van de heren echte dames te maken en om te millimeteren. We pluggen de tondeuse in de eerder ontdekte stekkerdoos bij de lantaarnpaal. Eerst knippen we mijn haar, dat ongeveer een meter lang is, in korte stukken. Er komt een enorme vieze berg haar te liggen. Dan gaat de tondeuse eroverheen. Ook Smits moet eraan geloven. Doris denkt slim te zijn door zijn haar tot op de schedel af te knippen. Het resultaat is dat hij er uitziet als een kind dat net chemo heeft gehad. Een passerende vrouw geeft mij een compliment, zegt dat het goed staat. Maar ik weet niet of ze dat meent. Ik vraag haar ‘You want too?’
Midden in de nacht stuur ik mijn ouders een sms. Ze zullen ervan opkijken.
dag 9 - Vroeg op, inpakken. Alle insecten uit de tent schudden. Badhuis. Voor de laatste keer. Na een paar keer een koud en warm bad hebben we nog maar een half uur om op het vliegveld te komen, terwijl de reis drie kwartier duurt. Gelukkig staat bij de check-in balie nog een rij, dus we hebben zelfs nog even tijd om langs de Burger King te gaan. Als we in het vliegtuig stappen, zijn we de laatsten. Op Frankfurt moeten we er weer uit, vier uur wachten. Die tijd verdoen we kaartend in de McDonalds. Je hebt daar een selfservice als in de ikea, met gratis refill, dus hoeven we maar een keer te betalen voor liters frisdrank.
Het laatste deel van de vlucht blijven we in een slappe lach hangen, we betwijfelen de stuurmanskunst van de piloot en de degelijkheid van het vliegtuig. ‘Ohh nee! Jongens, kijk, we gaan toch niet te hoog he?’ - ‘Kijk dit trilt, dat betekent dat we gaan neerstorten!’ Ik hoop dat de mensen achter en voor ons geen Nederlands verstonden.
Op het vliegveld staan mijn vader en mijn moeder me op te wachten.
Allebei.
|
|