Supermarkt
door Revka Bijl
- Hoi.
- Ja, hoi met mij. Hoe gaat het?
- Niet zo goed.
- Hoe bedoel je?
- Deze dag, ik weet niet. Het lukt niet. Deze dag lukt me niet.
- Oh, jammer te horen. Ik sluit trouwens ook even onze gezamenlijke bankrekening, dan is dat ook maar gedaan.
- Ja.
- Oké, spreek je later. Doei.
- Doei.
Zo gaat dat dus.
Ik besloot dat het me niks deed. Ik fietste door om de afslag te nemen. Fietste terug, bedacht wat ik ook alweer aan het doen was. Shit ja, boodschappen. Bij de ingang zette ik mijn fiets vast op alle sloten. Dat had jij altijd onzin gevonden, zoveel moeite voor die paar minuten. Maar ik had geen geld voor een nieuwe fiets en ook geen haast bovendien. Ik had nooit meer haast.
Alles hier leek onscherp te zijn geworden, de mensen, de aanbiedingen, de logo's van de supermarkt op de blauwe vlaggen. Alleen de dakloze bij de ingang was niet wazig. Zijn rood gevlekte huid, grijze haren, grauwe tanden en geelgroene ogen zag ik messcherp. Hij staarde recht door me heen. Ik deed wat de andere mensen deden. Ik keek weg met een lachje waarmee ik wilde zeggen: ‘Het spijt me dat je daar staat, ik heb wel twee euro, maar geef ze niet. Ik zal ze waarschijnlijk uitgeven aan een biertje ergens, dat ik dan lauw laat worden en niet opdrink, of aan een pakje kauwgum dat ik kwijt zal raken in een van mijn honderd handtassen of aan een stuk chocola waarvan ik spijt zal hebben dat ik het überhaupt kocht als ik het half gesmolten wegflikker.’
Toen ik eenmaal langs de dakloze was en door het poortje leek het ergste voorbij. Nu was het slechts een kwestie van een mandje pakken, boodschappen verzamelen, afrekenen en wegwezen. Gewoon, zoals iedereen dat doet. Het mandje sleepte ik achter me aan. Ze hadden lange hengsels en wieltjes tegenwoordig. Vooruitgang.
‘Nooit boodschappen doen als je honger hebt,’ hoorde ik mijn moeder zeggen. Ook nooit boodschappen doen als je geen honger hebt, zou ik daaraan toe willen voegen. Ik had geen honger en geen dorst. Ik had een blauwe mand en geen idee wat te doen. Denk na, trut, dacht ik tegen mezelf. Pakte toen mijn telefoon, bestudeerde mijn spiegelbeeld in het display. Wat zou zij eten?
Ik wist wat jij lekker vond, dat was wat ik kocht. Dat was wat ik at. Nu kocht jij het zelf.
Fruit, bedacht ik. Fruit is altijd goed, mensen eten fruit. Twee stuks per dag en een appel om de dokter weg te houden. En groenten dan ook. Geen fruit zonder groenten, of zoiets.