Infantiele vijandigheid
from the book depository
In zekere zin is het niet teveel gezegd dat Nederland de bakermat vormt van het literaire tijdschrift. Zelfs als we het tussen 1684 en 1687 door Pierre Bayle vanuit Rotterdam volgeschreven en verspreide Nouvelles de la République des Lettres (de eerste op Europese intellectuelen gerichte cultureel-literaire periodiek ooit) niet meerekenen, dan moet de in 1760 door de doopsgezinde predikant Cornelis Loosjes opgerichte Vaderlandsche Letteroefeningen toch gelden als een der allereerste waarachtige literaire tijdschriften. Het blad heeft uiteindelijk langer dan een eeuw bestaan en werd pas na 1845 overvleugeld door De Gids, het cultureel-literaire tijdschrift dat in 1837 in het leven werd geroepen door E.J. Potgieter en C.P.E. Robidé van der Aa.
Buiten Nederland waren inmiddels bladen opgericht als de Allgemeine Literatur-Zeitung, dat tussen 1785 en 1849 verscheen in Jena, Leipzig. Halle an der Saale en Wenen, de Allgemeiner Litterarischer Anzeiger, dat tussen 1796 en 1801 te Leipzig werd uitgegeven, en de legendarische Edinburgh Review, waarvan het eerste exemplaar in 1802 van de persen rolde. Vanaf het begin van de negentiende eeuw was de stroom tijdschriften niet meer te stuiten. Deze bladen opereerden doorgaans in de culturele zone tussen wetenschap en krantenjournalistiek, en waren derhalve in elk opzicht te omschrijven als ‘literaire tijdschriften’.
In het Verenigd Koninkrijk werd de toon gezet door bijvoorbeeld de Westminster Review (opgericht in 1824 door Jeremy Bentham en in de eerste jaren volgeschreven door John Stuart Mill), de speels-conservatieve Spectator (vanaf 1828 tot heden, met redacteuren zoals Nigel Lawson en Boris Johnson, de huidige burgemeester van Londen) en het magistrale Athenaeum (1828-1921, met medewerkers als Max Beerbohm. T.S. Eliot, Robert Graves, Thomas Hardy, Aldous Huxley, Edith Sitwell en Virginia Woolf). In Duitsland werden het Literaischen Wochenblatt (1818) en de Blätter für literarischen Unterhaltung (1826-1896) alsmede Die Grenzboten; Zeitschrift für Politiek, Literatur und Kunst (1841-1922) gretig gelezen. In Frankrijk was La Revue des Deux Mondes (1829 tot heden) de moeder van alle navolgende literaire periodieken, met als redacteur François Buloz en als medewerkers onder anderen Alexandre Dumas, Honoré de Balzac, Sainte-Beuve, George Sand, Charles Baudelaire en Alfred de Musset.
Onderwijl zat men in de Nieuwe Wereld ook niet stil. Hier werden de fundamenten van een bloeiende traditie van literaire bladen gelegd door bladen zoals de Philadelphia Literary Magazine (1803-1808), de Monthly Anthology (1803-1811, later werd dit de nog altijd bestaande North American Review), de Yale Review (opgericht in 1819, en omdat het tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef verschijnen nu het langst ononderbroken lopende literaire tijdschrift van de VS).
Het succes van de literaire bladen was niet toevallig. Hun bloei liep parallel met de enorme expansie in de negentiende eeuw van gedrukte boeken, wetenschappelijke periodieken, kranten en universiteiten Dit was, anders gezegd, niet alleen de periode van de industrialisering en van de mechanisering van de westerse wereld maar ook van haar intellectualisering.
Overigens ging de bloei gedurende het grootste deel van de twintigste eeuw door, met in alle landen uitbarstingen van nieuwe bladen na afloop van beide wereldoorlogen