streepjes. Aan de rechterkant van ons is ook een kassa. Die is onbemand. Bij onze kassa staat een lange rij klanten. Plotseling komt er een mevrouw met een kassalade in haar handen uit een hok. Ze gaat achter de lege kassa staan, en maakt klaarblijkelijk aanstalten de kassa te openen.
De man voor mij zegt plots tegen me dat ik naar die kassa moet gaan. ‘Dan zal je sneller aan de beurt zijn.’
Ik zeg hem dat ik blijf staan waar ik sta. Ik weet uit ervaring dat het vaak lang duurt om zo'n kassa te openen en op te starten. Voordat ik dan aan de beurt ben... Inderdaad krijgt de mevrouw de kassa niet open. Ze loopt weg van haar plek en wandelt door de winkel.
Ik zeg tegen de wit-blauw gestreepte man, ‘Kijk, als ik daar was gaan staan had het veel langer geduurd.’
Hij lacht als een boer met kiespijn. Ik lach vriendelijk terug. Hij is inmiddels aan de beurt en legt zijn boodschappen op de loopband. Als hij afrekent vraagt de kassadame of hij zegeltjes wil. Dan zegt hij: ‘Geef die zegeltjes maar aan die meneer daar.’
Dat ben ik. Klonk het nu onverholen denigrerend, of verbeeld ik me dat? vraag ik mezelf af en probeer het voorval op een rijtje te krijgen.
Hypothese: de wit met blauw gestreepte man is een vvd-er of een pvv-er.
Vraag: Wat was het eerste wat ik dacht toen hij die zegeltjes mijn richting op wuifde?
Antwoord: Ik dacht: hij heeft het gevoel er niet meer bij te horen, of in ieder geval minder macht te hebben dan vroeger. Door mij, een zwarte Nederlander een fooitje te geven, krijgt hij het gevoel zijn land een beetje terug te pakken.
Vraag: Wat bedoel ik daarmee?
Antwoord: Het was in zijn ogen in handen van zwarte Nederlanders, die geen genoegen namen met de plekken die ze toegewezen kregen. Daarom zegt hij eerst: ‘Ga jij maar daar staan’ en schuift daarna een fooi in mijn richting.
Vraag: Maak ik het niet groter dan het is?
Antwoord: Ik ben een zelfstandige ondernemer. Anders kom je niet aan een makro-pas.
Vraag: Wat bedoel ik hiermee?
Antwoord: Mensen zoals ik die een Masters Degree op zak hebben, zijn mensen die zelf hun plek in de samenleving bepalen.
Vraag: Denk je echt dat zoiets hem dwarszit?
Antwoord: Ik denk het. Vandaar die fooi. Zegeltjes voor die meneer daar die het ooit beter wist, maar nu zijn wij de regeringsmacht!
Mijn huid is niet blank. Toch zou mijn kritiek op de samenleving waarin ik leef gratuit zijn als ik mezelf als permanente buitenstaander zag. De kritiek is gericht aan de maatschappij waarvan ik deel uitmaak. Dus deels aan mezelf maar ook deels aan u.
Stel, u bent blank. U moet zich bewust zijn van de weg die mijn kritiek heeft afgelegd. Of ziet u het als een aanval van een zwarte kunstenaar? Gek genoeg versterkt dat misverstand het realiteitsgehalte van mijn kritiek.
Stel, u bent zwart. Ook dan heeft u een probleem. Sla het woordenboek er maar op na. Opmerkelijk veel woorden uit het Surinaams die in de Van Dale terecht zijn gekomen, hebben een negatieve betekenis of connotatie. Neem het woord ‘zwart’; zwart geld, op zwart zaad zitten, zwarte lonen, een zwart wereldbeeld, zwarte scholen, iemand de zwarte piet toespelen, enzovoorts. Het woord ‘Hosselen’ staat voor; heroïne verhandelen, dealen, op straat zwerven. In de Surinaamse taal heeft hosselen niets met drugs te maken. Het is geen negatieve bezigheid. Het staat voor het opkomen voor jezelf door ervoor te zorgen dat je overleeft. Dat kan dus gewoon heel hard werken betekenen.
Behelst de Van Dale nu woordterreur? Van dat probleem zou je een studie kunnen maken. Dat is niet mijn taak. Ik stel alleen vragen. Ik ben een kunstenaar met een vergrootglas, een observator die zich beroept op zijn autonomie.
Bij de kassa van de makro keek ik naar de man met het gestreepte overhemd. Onze geesten scheidden zich aan weerszijden van een diepe afgrond.
derde schisma - Wanneer we spreken over ‘de zwarte kwestie’ in politieke zin, dan heb-