‘Het was verschrikkelijk, verschrikkelijk,’ zei hij zachtjes. ‘Ik kon niet meer, ik kon niet meer, maar ik moest, ik moest. Ik wilde stoppen, ik mocht niet stoppen, nee, verder, verder. De pijn, overal pijn. Mijn hoofd, mijn voeten.’
Hij kreunde tijdens het vertellen. Daarna herstelde hij zich.
‘Verschrikkelijk,’ zei hij nog een keer, nauwelijks hoorbaar, ‘het was echt zo verschrikkelijk.’
Er viel een stilte. Niemand durfde nog een vraag te stellen, bang voor wat we nog meer bij hem teweeg zouden brengen.
‘Maar u hebt het wel gehaald,’ zei een van ons ten slotte tegen hem.
‘Ja,’ fluisterde oom Just, ‘ik heb het wel gehaald.’
Niet lang daarna kregen wij het bericht dat oom Just na een beroerte in coma was geraakt. Een paar dagen later overleed hij. Tijdens de besloten begrafenis werd ik getroffen door het oprechte verdriet van één van zijn trouwe verzorgsters.
Enkele dagen nadat de rouwadvertentie in de krant was verschenen, arriveerde een brief in een beverig handschrift. De brief kwam van een man uit het zuiden van het land die met Just in de klas had gezeten. Hij schreef dat hij zich als jongen sterk tot hem aangetrokken had gevoeld. Door een verhuizing had hij het contact met hem verloren, maar hij was hem nooit vergeten. Ik weet niet meer of hij ooit antwoord heeft gekregen van ons.
Na de begrafenis was het aan de familie om het appartement in het woonproject leeg te ruimen. Mijn man en ik trokken er een dag voor uit, samen met twee nichtjes.
Het werd een bijzondere belevenis. Elk voorwerp in de kleurloze zit-slaapkamer met keuken vertelde een deeltje van het levensverhaal van oom Just. Neem de boekenkast. Er was één plank met zorgvuldig bewaarde gymnasiumliteratuur, Homerus en Ovidius, met daarnaast juridische studieboeken, precies tot aan het kandidaatsexamen. De rest van de kast was gevuld met puzzelboekjes en plaatjesboekjes over dieren.
Verder:
- Veel ongebruikte vaatdoekjes in de kastjes van de keuken.
- Een nog gave dwarsfluit.
- Heel veel portemonnees, misschien wel twintig, allemaal boordevol kleingeld en bonnetjes, honderden bonnetjes van de boodschappen die hij in de afgelopen vijfentwintig jaar had gedaan.
- Een stuk of tien stilstaande horloges.
- Zakdoeken, stapels met zakdoeken, allemaal voorzien van merkjes met zijn naam.
- Een massief verstelbaar ziekenhuisbed, dat vast nog wel eens van pas zou kunnen komen, maar waar niemand van ons plaats voor had;
- Een uitgedund familieservies van het merk Villeroy & Boch.
Sommige van zijn bezittingen verdeelden we, het meeste ging naar de kringloopwinkel. Terwijl we zo zijn leven opruimden, kwamen de vragen.
Hoe zou het oom Just zijn vergaan zonder die elektroshocks? Was er sprake geweest van onderdrukte homoseksualiteit, die in zijn tijd, in dat milieu, niet mocht bestaan? Zou met de kennis van nu nog steeds de diagnose schizofrenie zijn gesteld? Zou er in onze tijd een behandeling voor hem mogelijk zijn geweest met meer perspectief? Wat was de rol van zijn ouders geweest?