De verhalenkamer
door Roman Helinski
In geen geval konden zij het kleine appartement verlaten. De deuren waren gesloten, de ramen verzegeld en geblindeerd. Hoe dat zo was gekomen, daarover tastten zij in het duister. Ze accepteerden het als hun lot, omdat zij ervan overtuigd waren dat de mens uiteindelijk in staat is elke beperking te aanvaarden.
Zij waren vader en zoon, en de zoon leek op zijn vader. Hij had hetzelfde gedrongen postuur, dezelfde kaaklijn, dezelfde neus en dezelfde melancholie in zijn blik.
De vader, die eenenvijftig was en zich het leven buiten het appartement nog kon herinneren, droeg elke dag nette kleding. Het was alsof hij verwachtte dat de buitendeur ieder ogenblik geopend kon worden en hij er dan klaar voor moest staan.
Zijn zoon, net twintig geworden en bijna steevast in een pyjamabroek gekleed, was vijf jaar toen ze in het appartement belandden. Hij sprak altijd in bevlogen bewoordingen over de buitenwereld, hoewel hij die amper bewust had meegemaakt.
De zoon sliep in de tweede kamer. Het bed van de vader stond in de woonkamer. De derde kamer had lange, lichte gordijnen die tot de grond reikten en altijd gesloten waren, net zoals alle gordijnen in het huis. Ze noemden deze kamer ‘de verhalenkamer’.
De gordijnen van het huis hielden ze gesloten omdat ze anders tegen de geblindeerde ramen moesten aankijken. Ze hadden zich weliswaar neergelegd bij hun afzondering, maar als ze de ramen zagen, voelden ze toch een wrevelige pijn omdat dan het besef dat het leven aan hen voorbijtrok te dichtbij kwam.
Het leed achter dit dreigende inzicht werd verzacht door ‘de verhalenkamer’. De naam was ontstaan omdat in deze kamer de verhalen werden verteld. Het was niet de vader die sprak over zijn tijd buiten het appartement, het was altijd de zoon die aan het woord was.
Wanneer hij vertelde, zat zijn vader op de bank. Met zijn benen opgetrokken luisterde hij naar de verhalen, met een toewijding als die van het beste jongetje van de klas. Hij luisterde uren achter elkaar, net zolang totdat de zoon stopte met praten. Nooit maande hij hem ongeduldig om korter van stof te zijn, nimmer onderbrak hij hem.
De zoon vertelde uiterst boeiend en zijn verhalen grepen de vader altijd aan. Die sloot zijn ogen en dan speelde het vertelde zich levensecht voor hem af. Bij het luisteren naar de verhalen voelde het voor de vader alsof hij de benen strekte, het appartement uitliep en zomaar de alledaagse werkelijkheid binnenwandelde.
Stuk voor stuk gingen de vertellingen over gebeurtenissen in de wereld. Over de bakker, over de kapster, over de onderwijzer en over de burgermeester van het dorp waar het appartement lag.
En ze gingen ook over de voetballers van de club uit de grote stad verderop, over de theatermakers uit de hoofdstad, over de piloten in de lucht en over de soldaten in oorlogen waar ook ter wereld.