Hollands Maandblad. Jaargang 2010 (746-757)(2010)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] 1951 Bas van Putten De Don Giovanni van de kraakplaat dondert als de stentor die de vrouw beult dat de Bokma koud staat en de meiden voor de drommel onder zeil gaan op zijn nachtkastje, een stem liegt nooit, de pakkende detective waar de bariton, volgens deskundigen de grootste van zijn tijd, zich in zijn welverdiende vrije uren mee ontspant nadat hij, met de complimenten van de dokter, on the rocks heeft ingeschonken voor het slapengaan Als de vrouw hem dan, vanuit haar chambre séparée, op zijn spreekwoordelijke operettetoon hoort zingen dat een mens maar één keer leeft en dat voor een glas jonge klare roeren zich soms in haar de onuitspreekbare vermoedens van nog onbepaalde dubbele bedoelingen maar godlof zweeg men, toen nog wel Het jaar was eenenvijftig Een Don had zelfs in zijn gedachten geen anale seks de slechten waren nog gewoon de minder goeien en wat men Adolf ook verwijten mocht zijn wereldbrand had alle kleine zonden licht gemaakt Don was de casanova in een plattelandskomedie Een zindelijk omheind karakter uit het woordenboek De ondeugd schuinsmarcheerder losbol boemelaar die zijn gerechte straf niet zou ontlopen miss Marple, glimlach: boon om loon Je vraagt je af wat in de zaal de meisjes dachten Wanneer prins carnaval aan zijn Elvira sjorde Zijn kruis bedekte en zijn zwaard omgordde Waarschijnlijk dachten ze Dat had mijn vader kunnen zijn Maar zingen kan hij Mozart schitterend Wij lachen om een achterstand van zestig jaar Wij vuile schoften [pagina 34] [p. 34] engelen vandaag de stadsprinsessen van de nieuwe tijd gezien die op de universiteiten kennis macht studeren onvatbaar paradox hoe kind zo hoog ze staan een spitsenlegioen op stelten met de ziel aan top die als een gouden kruis de torens kroont een kerk van wetenschap en liefde alleen op afspraak open als schikgodinnen gaan zij grafisch helder door de straten waar onze jongens zich bezatten en vergaten bouwen gemanteld havens bruggen ruimteschepen kraken klakkend dna en schriftgeleerden met digitaal beraad dat wij tenoren dichters drinkeboers om ieder lief ten halve keerden voor het hele dwalen het is de omgekeerde wereld zong de laatste bard er wacht geen vrouw meer op gitaren voor een open raam ze hebben ons verstand gestolen en dat ziet darwinistisch ons zoals wij vroeger zagen dichten helpt niet meer op de oude gracht een blonde, licht als sneeuw haar koele nieuwe trof mijn gouden eeuw ik bad Helena, die voor Einstein danst mijn hondentrouw te zien met reine ogen maar zij zag vaderlief en lachte blindelings [pagina 35] [p. 35] Duizend woorden Alle woorden samen zijn een ding dat ene stam met duizend ringen duizend duizendmaal die ene drang hoorde ik alle duizend zingen een wind heeft waaimuziek geleegd van raas uit slakkenhuizen een veel in meer verleerd vergoten en alle duizend wou ik zijn in alle duizend meren dringt een steengalm verder vreemdelingen bedenk verhaal verdenk me dat ik ben om te onthouden onvoltooide rustig maar hier duizend doden Vorige Volgende