Hollands Maandblad. Jaargang 2010 (746-757)(2010)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Een stem in de nacht Krijn Peter Hesselink Als ik het dekbed naast mij opensla ligt zij daar met gesloten ogen en vertelt, ik ren over een houten pier onder mijn voeten spat zeewater op als ik een blik over mijn schouder werp dan is het strand nog slechts een streepje aan de horizon, geen mens te zien, niemand aan wie ik mijn verhaal kwijt kan, ik ren maar door, haar stem zwakt af, ik stop haar in en draai mij van haar af, achter mijn rug rent zij maar door, God weet waarheen, terwijl ik tevergeefs probeer de slaap te vatten Mene tekel Spuug mij in het gezicht, als ik thuis kom heeft zij die woorden met oranje verf in grote letters op de muur gekalkt boven ons bed, op Texel zag ik ooit een meisje in een T-shirt van Nirvana rape me, heb ik toen ook niet gedaan De letters worden valer met de tijd hoe lang moet ik nog bij haar blijven tot er van de verf geen spoortje meer te zien is hoe vaak moet ik haar kussen tot al het speeksel waar zij om vraagt haar wang gevonden heeft [pagina 34] [p. 34] Rood sein Ze moest weer over haar gevoelens praten maar niet met mij, ik kende ze nu wel een hartsvriendin wachtte in een coupé verder naar voren, ik moest begrijpen ze was zo terug, het had niets te betekenen Ze was amper verdwenen of de trein minderde vaart, de tijd stond stil voor wie niet verder keek dan toen toch werd het donker, weilanden vol sneeuw lieten zich buiten niet meer onderscheiden van wolken, wolken, de treinconducteur beloofde met een krakerige stem om bij ons terug te komen als hij meer wist Nu valt plots de verlichting uit, ook binnen laat niets zich nu van iets nog onderscheiden behalve als het licht weer even aanfloept dan zie ik holle ogen mij aanstaren en aan de overzijde van het gangpad twee meisjes, elk over een schrift gebogen de ogen dicht, een frons over het voorhoofd hun pen die op de pagina het spoor van woorden onvermoeibaar blijft verlengen ik hoor een storm losbarsten, zie een tak twee meter lang, vol bladeren, door de wind tegen de ruit gesmakt, de meisjes kijken niet op of om, de tak verdwijnt, een stem probeert boven de stormwind uit te komen mijn hand rukt aan een deurklink, in het donker drukt iemand zich tegen me aan en fluistert over een baby, roerloos en lijkbleek die door de storm tegen een ruit gesmeten tergend traag omlaag zakte, dan ben je wat blij als de verlichting even uitvalt bangmakerij, effectbejag, ik schud hem af, meer lijven, wind die door de kieren naar binnen fluit, een stem die ik herken [pagina 35] [p. 35] Het is haar hartsvriendin, zo blijkt als 's ochtends het zonlicht weer naar binnen dringt, ze maakt zich los, weet ook niet wie of waar ze is het sein staat nog op rood, zo meldt een stem zodra hij meer weet komt hij bij ons terug Vorige Volgende