kinderen ontstaat immers niet zelden een binnenwereld vol rancune over hun vernederingen en haat jegens leeftijdgenoten, die slechts gecompenseerd worden door de fantasieën over wraak en eigen heroïek.
Her rooms-katholieke element springt in het werk van Rosenboom minder direct in het oog dan dit psychologische aspect. Een duidelijk ‘rooms-katholiek’ spoor is wellicht het ontbreken van de door hem zo verfoeide ‘protestantse’ directheid, rechtlijnigheid en het bijbehorend zondebesef in de hoofdpersonen. In zekere zin biedt hun niet-protestante karakter zijn personages ruimte om zonder innerlijke wroeging menselijke dwalingen te begaan, zoals heimelijkheid, achterbaksheid, gewichtigdoenerij, narcisme, hypocrisie, sadisme en stiekem gedoe. De biecht biedt immers altijd soelaas, en niemand die iets van een ander hoeft te weten.
Een ander katholieke dimensie bij Rosenboom is zonder twijfel zijn aandacht voor zhet rituele aspect van zowel het leven als de taal. In het rooms-katholieke universum is een belangrijke plaats ingeruimd voor rituelen, ceremonieën, offerandes, heiligenverering, processies en andere religieuze ‘pomp and circumstance’. De profane tegenhangers daarvan zijn de boertige verkleedpartijen en carnavalsoptochten die tezamen met de drankovergoten gezelligheid de vastentijd inluiden. Ook de katholieke kerktaal, en zeker het door de eeuwen heen gefabriceerde Kerklatijn, is een rituele taal, die het onzichtbare bestaan van God, de Heilige Geest en het mystieke lichaam van Christus moet eren, en tegelijk het fysieke, de naaktheid en de bloedende wonden in het lichaam van Christus - zo nadrukkelijk in beeld in de katholieke godshuizen - moet omzwachtelen en verhullen. Dezelfde taak is weggelegd voor het in woorden wegmoffelen van de ‘onbevlekte ontvangenis’ door de maagd Maria.
De rooms-katholieke kerk brengt - overigens net zoals elke religie - in haar taal een verwarrende en paradoxale boodschap. Woorden dienen het mystieke, de hogere ‘waarheid’, maar over de fysieke werkelijkheid die ons in al haar vlezigheid en bloederigheid aankleeft, dienen wij te zwijgen. De mens die zich daaraan niettemin overgeeft, is zondig. Maar gelukkig biedt het geloof hier - hoffelijker en menselijker dan menige andere religie - talloze uitlaatkleppen en ontsnappingsroutes, zoals aflaat en biecht. Niemand hoeft te weten van je zonden en twijfels, in feite zelfs God niet. Psychologen zouden wellicht betogen dat het katholicisme wel gemaakt lijkt voor verlegen mensen.
Elke lezer weet dat een van de meest in het oog springende aspecten van Rosenbooms werk bestaat uit zijn uiterst verzorgde, niet zelden plechtstatige en in enkele van zijn romans onnavolgbaar hoogdravende taalgebruik, dat toch verrassend en niet van humor gespeend is. Met name in Gewassen vlees (1994) en Publieke Werken (2000) heeft hij zich uitgeleefd in de taal. Zijn doel hierbij is niet alleen om de atmosfeer van de achttiende en negentiende eeuw op te wekken, maar ook om het streven van zijn personages te onderstrepen. Die willen onveranderlijk hogerop. En omdat ze de codes van de ‘hogere’ kringen niet kennen, zoeken ze het dan maar in ‘deftige’ fraseringen, waarmee ze de plank nu juist helemaal misslaan. Aldus wordt de taal in deze romans rituele taal, waarmee de werkelijkheid bezworen en omzwachteld moet worden. Wij lezen verhalen die dankzij hun taal boven de werkelijkheid gaan zweven en allegorieën worden. Wij lezen in vele opzichten een soort Kerklatijn.
De keerzijde van de rituelen, de ceremoniën en de hoogdravende taal, is de weinig oprechte maar zeer indringend wijze waarop de hoofdpersonen zich met de fysieke werkelijkheid bezighouden. Het eenzame jongetje Timon in Rosenbooms debuutbundel geeft zich over aan de rituele verering van een hoge boom, maar zit tegelijkertijd in het geniep aan de piemeltjes van kleine kinderen. Is dit niet het drama van de roomse clerus in a nutshell? Het is het dualisme van de heiligheid van het religieuze panopticum aan de ene kant, met aan de andere kant de mens die aan die hoge eisen niet kan voldoen en keer op keer in gebreke blijft. Enerzijds heeft hij het nodig op gezette tijden onder die druk van heiligheid