[745]
Deze maand
Deze maand brengt ons oog in oog met 2010 en dit jaartal heeft als voornaamste attractie dat het voorbij de horizon van de klassieke sciencefiction fantasieën ligt. Het gegeven dat het heden steevast onbegrijpelijker blijkt dan de futuristische hersenschimmen die in het verleden opwelden over onze tijd, noopt tot bescheidenheid, maar erger is dat het tevens uitnodigt tot beantwoording van de vraag waar wij dan wel zijn uitgekomen, nu het niet in de gedroomde toekomst is.
Dit is doorgaans geen opbeurende opgave, maar wie toch een poging onderneemt, doet er wellicht goed aan nog eens te kijken naar het kaartje dat de Amerikaanse journalist, schrijver en criticus Edmund Wilson (1895-1972) een halve eeuw geleden bij zich droeg. Als de nood aan de man kwam, trok hij het zwijgend tevoorschijn. Op het kaartje stond te lezen: ‘edmund wilson regrets that it is impossible for him to...’ - waarna een opsomming volgde van alles waaraan hij weigerde mee te doen, zoals ‘het geven van interviews’, ‘het invullen van enquêtes’, ‘het deelnemen aan publiciteitscampagnes’, ‘het laten gebruiken van zijn naam in open brieven’, ‘het verstrekken van foto's van zichzelf’, ‘het openbaren van privé-informatie over zichzelf’ en ‘het geven van meningen over literatuur of over welk onderwerp dan ook’.
Waarschijnlijk wist Edmund Wilson wel dat zijn kaartje tegen de moderne tijd tevergeefs was, want hij had gewerkt voor zulke wereldse publicaties als Vanity Fair, The New Republic, The New Yorker en The New York Review of Books. Maar hij besefte ook dat er van hem als het ‘intellectuele geweten van zijn generatie’ iets werd verwacht, al was het een futiele daad van verzet, een vruchteloze streep in het zand, een hopeloze poging het tij te keren zonder de bakens te verzetten.
Indien iets ons van Edmund Wilson onderscheidt, dan is het wel dat wij met overgave leven onder de dictatuur van het openbaren van privé-informatie en van het geven van meningen over welk onderwerp dan ook. Wij leven niet meer in een wereld waarin schrijvers interviews weigeren, maar in een wereld waarin schrijvers hun royalty's gewillig delen met tv-programma's om maar in de publiciteit te komen.
Dit is geen reden tot somberheid, want elk persbericht heeft een achterkant, die meestal veel meer over de feiten des levens vertelt dan de voorkant. Zo biedt het juichende persbericht van de hbo-raad over de nieuwe ‘Kennisbasis’ inzake taal en rekenen voor studenten aan de pabo's ongewild zicht op de tot voor kort nog als ‘excellent’ bejubelde praktijk waarin aankomende onderwijzers niet zelden slechts één uur rekeninstructie per week kregen, en soms zelfs maar vier uur in drie jaar. Gelukkig nam de Tweede Kamer onlangs motie tk 2009-2010 32123 aan waarin werd vastgelegd dat onderwijs en wetenschap in Nederland binnen vijf jaar bij de mondiale top 5 gaan behoren.
Over vijf jaar spreken we elkaar weer, maar vijftig jaar geleden zag Edmund Wilson met zijn kaartje de bui al hangen. Als de persberichten over kennisexcellentie de macht overnemen, is het intellect kansloos. Rest de intrigerende vraag waarom wij ook in de 21ste eeuw nog steeds zo verbazend onnozel zijn. - bb