taillehoogte gehouden door een smalle riem. Onder de broek staken twee mocassins uit waarvan de wreef rondom was afgezet met reepjes leer. De aftershave die Myra rook deed haar denken aan een dennenbos tijdens een benauwde, warme zomerdag.
‘Wie bent u,’ vroeg Myra.
De man aarzelde en antwoordde; ‘Ik kom op bezoek.’
‘Komt u dan verder,’ zei Myra en deed een stap opzij. Ze wees naar een stoel aan de ronde tafel en nam, toen hij zat, tegenover hem plaats. Tussen hen in lag de brief.
In afwachting van een gesprek, pulkte Myra aan het tafelkleed. De bezoeker glimlachte af en toe bemoedigend naar haar. Gespannen trok Myra aan de manchetten van haar vest en zei: ‘Nu zie ik het. U bent een oud collega van Johan. Dat is lang geleden. Hoe gaat het met u?’
‘Goed,’ antwoordde bezoeker. Hij legde twee zware handen op tafel.
‘Wat leuk. Wie had dat kunnen denken?’
De bezoeker maakte een grimas en trok hulpeloos zijn schouders op.
‘Wilt u thee,’ vroeg Myra. ‘Of iets anders. Ik moet ergens nog een flesje bier hebben.’
‘Doet u geen moeite,’ antwoordde de bezoeker. ‘Een glas water is voldoende.’
Myra drukte zich omhoog, vond in de ladekast een glas en vulde het met water. Ze nam weer plaats tegenover hem en keek toe hoe hij van zijn glas nipte
En beschaafd ook, dacht Myra.
‘Ik heb iets voor u meegenomen,’ zei de bezoeker. Hij zette zijn glas neer, haalde uit zijn binnenzak een doosje tevoorschijn en legde het voor Myra op tafel. ‘Ik hoop dat het de goede zijn.’ Hij keek haar aan.
Myra onderzocht het doosje nauwkeurig, maakte het open en toen ze even later de twee nylonkousen omhoog hield, riep ze: ‘Precies die ik bedoel. Hoe wist u dat? U hebt zeker mijn man Johan gesproken?’
De bezoeker glimlachte.
Weer viel er een stilte tot de staartklok sloeg. Myra schrok en zei: ‘O jee, al half drie, wat gaat het toch snel. Ik wil u iets vragen. Ik zit met die brief. Die moet naar mijn man, Johan. Zou u hem die brief willen overhandigen? Ik heb hem al in geen eeuwen meer gezien. Zelf ga ik liever niet meer de straat op. Als je tegenwoordig leest wat daar allemaal gebeurt. In mijn tijd was iedereen nog beschaafd, wist u dat?’
De bezoeker knikte, wees naar de brief op de tafel en vroeg: ‘Is dit de brief?’
‘Ja, maar hij is nog niet af. Ik had hem bijna klaar, maar toen kwam u. Vindt u het vervelend als ik hem even afmaak, het is zo gebeurd?’
‘Nee, beslist niet. Gaat uw gang.’
‘U bent erg vriendelijk,’ zei Myra en glimlachte.
Ze herlas de brief nam haar pen op en vervolgde:
Waarom kom je zo weinig langs? Momenteel is hier een keurige, charmante heer op bezoek. Het is een oud-collega van je. Wat is het warm, hè?
Zo, nou weet ik niks meer. Dag hoor.
Je trouwe echtgenote
Myra las de brief in zijn geheel nog eens over en vouwde hem toen zorgvuldig in drie gelijke delen dicht. Ze keek de bezoeker even aan, glimlachte verontschuldigend en zei; ‘Ik moet nog ergens een enveloppe hebben, maar waar?’
‘Dat hoeft niet,’ zei de bezoeker.