ties, van het doorprikken van hun claims op kwaliteit, van het kritisch bejegenen van hun gesubsidieerde status. Er kan mij geen genoeg literair bloed aan de paal zijn. Juist daarom is het zo jammer dat de tegenstand zo onbeduidend is. Het dedain van NRC Handelsblad komt meer voort uit luiheid dan uit kennis, en dat de kritische scriptie van de Groningse student Bert Temme schiet op werkelijk alle aspecten van wetenschappelijkheid (vragen, argumentatie, antwoorden) zo pijnlijk tekort dat men van plaatsvervangende schaamte zelf de billen samenknijpt.
De achterliggende probleemstelling van de jonge neerlandicus is: heeft het literaire tijdschrift nog een functie in ‘het literaire veld’? Om dit vraagstuk op te helderen, is hij van vier tijdschriften de debuten en de debatten gaat tellen. Dit is een sprong van een kwalitatieve vraag naar een kwantitatieve methode, hetgeen al een categorieprobleem van de eerste orde is, maar erger is dat hij de door hem onderzochte bladen vooral heeft uitverkoren omdat ze werden genoemd in een stuk van de kinderboekenrecensent van NRC Handelsblad waarin onder de kop ‘Oprollen die bende’ werd betoogd dat ze opgedoekt dienden te worden omdat ze hun functie als ‘kweekvijver voor talent’ en ‘podium voor debat’ hadden verloren.
Hoe dan die kweekvijverfunctie en podiumfunctie te tellen? Nu, daar heeft de moderne student een Excel-rekenblad voor, en daarop kan men tellen wat men wil, ook debuten en debatten. Wat precies een literair ‘debuut’ is, en dat zoiets op een glijdende schaal van schoolkrant, via kleinere tijdschriften, en dan grotere tijdschriften, en dan uitgeverijen tot stand komt, daarover brak de neerlandicus zich niet het hoofd. Dat de door hem gekozen tijdschriften ergens middenin die glijdende schaal staan, en dus vaak schrijvers die al ‘gedebuteerd’ zijn in kleinere tijdschriften verder begeleiden, of helemaal niet melden dat er sprake is van een ‘debuut’, en dat de ‘kweekvijver’ niet ophoudt na een ‘debuut’, dit alles mocht de pret niet drukken. Er moest geteld worden.
U als lezer van een literair tijdschrift begrijpt allang wat hier gebeurde: dit was het principe van ‘garbage in, is garbage out’ - een van de bekendste, fundamenteelste en domste fouten die men kan maken bij wetenschappelijk onderzoek. Prachtige rekenbladen, schitterende grafieken, maar gebaseerd op het tellen van nonsens.
Geen wonder dat de conclusies van de Groningse Master met de trotse zelfverzekerdheid werden geponeerd van iemand die het oerprincipe van wetenschap niet heeft geleerd: twijfel aan de eigen vragen, methoden en argumenten. Geen wonder ook dat de conclusies werden gevolgd door nog ronkender gebrachte ‘aanbevelingen’ en ‘toekomstvisie’. Die kwam meer op een grandioze fusie van alle bladen op het internet in één grote website, waar een drempelloos paradijs zou ontstaan van onbegtensde toegankelijkheid, reageerbaatheid en debatteerbaarheid. - Dat het wezen van literaire bladen nu juist is, altijd is geweest en altijd zal zijn, om niet drempelloos toegankelijk te zijn, maat om een hoge muur op te werpen tegen alles wat men niet wil afdrukken, dat had de jonge neerlandicus blijkbaar niet meegekregen op de universiteit.
Dit Master-onderzoek werd begeleid door de Groningse hoogleraar Gilles Dorleijn, een neerlandicus die meent dat het internet een zegen is voor de leesbevordering en die zich voorheen als voorzitter van de beoordelingscommissie literaire tijdschriften van het nlpvf al een groot voorstander heeft betoond van de totale digitalisering van literaire tijdschriften. Tegen derden liet hij weten dat hij zich zeer heeft gestoord aan negatieve reacties op het werkstuk van Temme vanuit de kant van de redacties der literaire tijdschriften - en aan die van Hollands Maandblad in het bijzonder.
Nu ja, misschien ben ik niet duidelijk genoeg geweest. Daarom nog een keer in woorden van één lettergreep. Met zulk onnozel onderzoek - net als met het flodderstukje van Lisa Kuiters in Vrij Nederland over literaire tijdschriften en met het volstrekt incoherente boek De revanche van de roman door de Amsterdamse hoogleraar Thomas Vaessens - geeft de neerlandistiek het begrip lichtgewichtwetenschap een slechte naam. Aangenomen dan dat neerlandistiek een wetenschap is.