‘Het is zo lekker stil hier,’ zei ze.
‘Heerlijk,’ zei ik terwijl ik de flessen wijn in de mini-ijskast legde.
‘Krijgen we zo een glaasje wijn?’ vroeg ze.
‘Zeker, zeg maar wanneer je wil.’
‘Eigenlijk nu wel, ik ben een drankorgel geworden.’
We waren samen een drankorgel geworden. Sinds de eerste dag dat we elkaar ontmoet hadden dronken we grote hoeveelheden champagne of zoete witte wijn.
‘Ik voel me bij jou gelukkiger dan ik me ooit heb gevoeld,’ zei ze terwijl ze haar nagels droog blies. Nog steeds hing er de lucht van nagellakremover in de hotelkamer.
‘Ik voel me ook zo,’ zei ik en bedacht dat dit gevoel naadloos aansloot bij de lucht van de nagellakremover. Ze had hair-extentions en kunstnagels. Haar grootste wens was haar neus te laten verbouwen.
Ik dacht opeens aan de Japanse nootjes en aan mijn grootmoeder die ik met mijn telefoontjes naar Aruba had opgescheept met een rekening die het formaat had van een flink maandsalaris. Ze zei dat ze door die rekening nu überhaupt niet meer belde, naar niemand.
Door het raam zag ik het Italiaanse restaurant waar we die weken elke avond aten. Er werkte een Filippijnse ober die Sonny heette. Ik had hem verteld dat ik makelaar was en hij had mij verteld over zijn drie kinderen die allemaal zo ongehoorzaam waren dat hij soms met zijn handen in zijn haar zat. Sonny kwam elke avond bij onze tafel staan, vertelde eindeloze verhalen over Aruba en begon altijd met: ‘It's one happy island where you are now.’ Hij glimlachte er triest bij. Overigens stond die regel ook op het nieuwe stempel in mijn paspoort en op de nummerborden van de huurauto's.
Ik kreeg al na een paar avonden al genoeg van Sonny's saaie verhalen. Maar soms is het fijn om jezelf een beetje pijn te doen, dus bleven we gaan.
Ook haar had ik verteld dat ik makelaar was. Ze vond dat wel sexy had ze gezegd. Dat vond ze ook als ik in bed een sigaret rookte, ze vond een hoop dingen sexy aan me die ikzelf nooit als zodanig had gezien.
We aten mahi mahi-burgers en dronken cocktails. Er was er een die ‘Sex on the Beach’ heette, die smaakte naar mango en cranberry's. Het was onze favoriet.
‘We moeten een keer naar het strand gaan, voor je-weet-wel-wat,’ zei ze terwijl ze een slok nam.
Het 22-jarige meisje had in de korte tijd dat ze op het eiland was een hoop vrienden gemaakt. Marinier Jalied was daar een van. Hij stotterde maar probeerde dit uit alle macht te omzeilen. Woorden met een p of r bestonden niet voor hem. Als die woorden gebruikt moesten worden, hield hij zijn mond en dat maakte hem op de een of andere manier wel een interessante gesprekspartner.
Hij had een vriendin die Saskia heette, een zeer ordinair, hoogblond meisje uit Almere dat in de enkele weken dat ze op Aruba zat, verslaafd was geraakt aan gokken en bingospelen. ‘Oh, we gaan een avondje gezellig bingo spelen!’ riep ze veelvuldig. En op een avond zijn we dat gaan doen. Het was vreselijk, zoals ik verwachtte, en niemand heeft iets gewonnen.
Na de bingo zijn we bij een Duits restaurant gaan eten.
‘Onze specialiteit is de Wiener Schnitzel,’ zei de ober.
Die namen we allemaal en hij was zo taai dat hij misschien wel de hele avond zou gaan verpesten.