Hollands Maandblad. Jaargang 2009 (734-745)(2009)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Jos Versteegen Ooggetuigen Geraniums bij middagzon: vuurbollen in de plantenbak die blinkend op de tegels staat. Met dichtgeknepen ogen, zwijgend, veel warme stenen in je rug, naar ooms en tantes luisteren die slagroom door hun koffie roeren en snorren krijgen, wit. De kranten voor vrouwentongen in het raam, dood gras, en kermis in het dorp. Er was een rondgang door het huis: je moeder liet de kamers zien, tafel en sofa op hun plaats, kozijnen in een nieuwe kleur, behang geplakt, vitrage schoon, de spreien rimpelloos en wit. Zo leven wij. Ze drinken bier, druipnatte flesjes in hun hand, en praten over vlees en prijzen terwijl je moeder borden haalt voor broodjes ham en koude schotel. Het eten. Kruimels witbrood op een schoot vol bloemen, twee handen die wrijvend slaan. Zondagse rok. En uit de schaduw van de heg staan honden op, die naar ons kijken, een losgetrokken stukje ham wegvreten van het lauwe grind, opnieuw de ogen op ons richten en dan teruggaan naar de heg. Je ooms en tantes bij hun auto's, portieren waar een arm op leunt, gesprekken nog, drie tegelijk. De raampjes schuiven naar beneden, je ziet rode gezichten, lachend, [pagina 46] [p. 46] en armen die naar buiten steken, eentje met sigaret. Het stof dat van het gele pad opstijgt. Je moeder is al in de keuken, je vader zet de stoelen binnen. Het lege doosje lucifers van tafel nemen, knielen bij het Engels gras dat paarsig bloeit, een hommel in het laatje schuiven. Een trillend zoemen in je hand. De honden staan erbij wanneer je achter heg en kippenhok het doosje in de aarde legt. Je ooms en tantes zijn nu thuis. Je hoort de kermis in het dorp. [pagina 47] [p. 47] Vruchtvlees De peren vallen op het dak van golfplaat, barsten soms en rollen het zand in. Niemand raapt ze op achter dit wrakkig wagenschuurtje. De wespen vreten zich naar binnen door wit en bruinig vlees. Het is nu woensdagmiddag en de zon draait weg. Je ruikt de dode peren. De wespen komen uit de grond: je ziet het vlieggat van hun nest. Een schone weckfles uit de kelder staat aan je voeten. Nu dan maar. Het glas is koud. Je draait het om en plaatst de ronde opening over de luchtpijp van het nest. Het druppelt wespen uit de grond, ze vallen in je glazen pot, daar is een woede zonder uitweg. Je hoort het zoemen en je drukt de fles een beetje in het zand. En uit het wit en bruinig vlees keert af en toe een wesp terug: je ziet hoe er een zwerm ontstaat, klein nog, die niet naar binnen kan. Wanneer je weggaat bij het schuurtje laat je de weckfles staan. 's Nachts graven de wespen in je droom een nieuwe gang, dan zoemt het buiten. Je loopt op blote voeten rond, de kamers ruiken leeg en oud. Vorige Volgende