wat een gedetineerde was, en wilde een ander dat hij uitlegde wat lesbische vrouwen waren, maar dat was om hem in verlegenheid te brengen.
Daarna keek de klas naar de lijst in een ietwat bedrukt zwijgen. ‘Nu,’ zei Ringo die de weerstand van zijn kanjers wel voelde, ‘laten wij de lijst eens nalopen. Misschien weten jullie nog meer minderheden, misschien kun je me nu al vertellen dat je iemand kent die wij kunnen schrijven. Na volgende week maak ik voor allemaal briefjes met namen en adressen, en die worden bij loting verdeeld.’
Nu stak Esther haar vinger op. ‘Ik ben zelf joods,’ zei zij, ‘Omar is een moslim, en Egbert gereformeerd. Moeten wij dan aan onszelf schrijven? Of krijgen wij een brief van iemand anders?’
Hierna stond Omar op. Hij was een van de beste leerlingen van de klas en als altijd gekleed in een smetteloos, vers gestreken wit overhemd. ‘Correctie,’ sprak hij. ‘Mijn ouders zijn mohammedaans, maar ik ben het niet.’
‘Nee, jij bent homo!’ riep Egbert. Iedereen lachte. Omar ook. ‘Jij wordt straks in de pauze een gehandicapte! Krijg je nog een brief!’ zei hij. Instemmend gejoel golfde door de klas.
‘Dit zijn details, jongens, dat gaan we nog allemaal uitzoeken,’ zei Botman, ‘In ieder geval reken ik erop dat jullie dit thuis bespreken en met adressen komen. Je weet vast ook nog een interessante minderheid die ik heb vergeten. Nu gaan we eerst door met de gewone les, en volgende week gaan wij hiermee verder.’
De klas keek hem zwijgend aan.
Gedurende die week kreeg Ringo Botman spijt. Waar was hij aan begonnen? Voor dertig leerlingen moest hij even zo veel verschillende adressen hebben, toch zeker uit acht of negen minderheden. Hij trachtte zich voor te stellen uit welke minderheden de mensen gesticht zouden worden door respectvolle brieven van leerlingen uit klas 4c. Hoe meer hij daar over nadacht, des te minder hij begreep van de lijst die in Haarlem was gebruikt. Dat was eigenlijk een heel rare lijst, met een opvatting van andersdenkenden die even deed denken dat het daar in Haarlem ging om scholieren van het lokale kleinseminarie met orthodox roomse ideeën, maar het Haarlemse kleinseminarie bestond natuurlijk al lang niet meer. Toch zouden Chinese restauranthouders, Italiaanse ijsverkopers en Urker vissers even goed (of zelfs beter) een homogene groep met eigen gewoonten vormen als gedetineerden of gehandicapten. Daat kan immers van alles tussen zitten. Moordenaars en winkeldieven, een dove hoogleraar en een pianoleraar met één been. En hoe kwam hij aan namen en adressen van passende representanten?
In de lerarenkamer had hij even over zijn plannen verteld, en ook daar was zijn enthousiasme met een sceptisch zwijgen begroet. En toen hij later in alle onschuld aan de gymleraar vroeg of hij soms een homoseksueel kende, was die kwaad geworden dat die vraag juist aan hem werd gesteld - hij was gelukkig getrouwd, met een vrouw, dank je wel. Nee, Ringo moest het voornamelijk doen met zijn eigen kennissen, en daarmee kwam hij niet ver. Hij kende een zwarte vrouw, en hij dacht dat zijn huisarts joods was, maar zeker wist hij dit niet. Misschien was de man wel gereformeerd! Chronisch zieken en doven kende hij bij de vleet, allemaal oude mensen uit de kennissenkring van zijn ouders, maar gezien hun leeftijd waren ze misschien ongeschikt voor dit project. Zo schoot hij niet op.