tableau de la troupe van de tga merendeels uit voortreffelijke spelers en Van Hove's vaste ‘scenograaf’ (of ouderwets: decorontwerper) Jan Versweyveld is een gerenommeerde vormgever van zijn voorstellingen. Maar gegeven hun jacht op nieuwe doelgroepen hebben zij gekozen voor een koers die moest aansluiten bij het kijkgedrag van hedendaagse beeldschermverslaafden.
Hierbij is overigens geen sprake van een plotse bevlieging. Reeds in 1995 hadden Van Hove en Versweyveld voor hun opvoering van Camus' toneelstuk Caligula het toneelvlak gevuld met een reeks tv-monitoren. Daarop leverden een aantal spelers via videobanden hun bijdrage, zonder dat ze elke avond in het theater hoefden op te draven. Zo houd je de bezetting van je stukken wel klein en goedkoop, maar het was toch iedereen duidelijk dat je langs deze weg bezig was een van de voornaamste attracties van levend toneel te verkwanselen.
Zo kwam de nieuwe opvoeringtechniek van tga terecht in de fatale spagaat die kenmerkend is voor het Antonioni-project dat tijdens het afgelopen Hollands Festival in première ging. De acteurs moeten wel spelend aanwezig zijn op de planken, maar daar worden ze door bewegende tv-camera's gevolgd zodat tegelijkertijd hun koppen in close-up zichtbaar zijn op geweldig grote projectieschermen. Zo moeten dus zowel traditionele toneelliefhebbers als moderne cinefielen aan hun trekken komen.
In de praktijk blijken beide kunstvormen elkaar ernstig in de wielen te rijden. Zo dienen de acteurs bijzonder ingehouden te spelen, omdat een normale toneelmatige - iets vergrote - mimiek of stemvoering van het filmdoek af zou knallen. Richt je in de zaal je aandacht vooral op de levende personages, dan mis je veel door hun underacting. Kijk je daarentegen naar de grote schermen boven de toneelopening, dan zie je de reusachtig opgeblazen gezichten met de opgeplakte microfoontjes en hoor je tegelijk hun stemmen snoeihard door de luidsprekers, hetgeen cinefielen al snel op de vlucht doet slaan. Overigens stonden bij de voorstelling die luidsprekers terzijde opgesteld, zodat ik me regelmatig afvroeg welke speler eigenlijk de doorgaans slecht verstaanbare tekst produceerde.
De visuele prikkels zijn trouwens nog extra gecompliceerd doordat de levende acteurs beneden voor blauwe wanden spelen, terwijl via de techniek van de blue key, boven op het scherm, aan hun scènes gefilmde achtergronden worden toegevoegd. Zo lijkt de handeling tussen de personages die op de toneelvloer in een onbestemde ruimte speelt, zich op het filmdoek te voltrekken in een bebouwde omgeving met af en aan rijdende auto's en andere niets toevoegende franje. Deze imponerende technische stunts leiden al met al zeldzaam storend af van het uitgebeelde verhaal.
Nu is de rode draad in het Antonioni-project toch al moeilijk te volgen omdat ze vrijwel afwezig is. Aan drie van zijn films (L'avventura, L'eclisse en La notte) zijn losse scènes ontleend en door een mij onbekende dramaturg (Bart Van den Eynde) losweg aan elkaar gemonteerd. Wie nu precies in elke scène de vader/ vriend/echtgenoot is van welke vrouw/moeder/ vriendin blijft dan ook veelal duister, temeer omdat sommige spelers ook nog verschillende rollen tegelijk op zich nemen. Als toeschouwer verlies je kortom iedere greep op de gespeelde verhalen.
Blijkbaar heeft Van Hove dit probleem ook zeer wel beseft, en hij heeft dan ook in het programmaboekje in extenso laten afdrukken wie in principe op wie valt c.q. aan wie de schurft heeft. Wee de toeschouwer die dit lijstje niet vooraf heeft bestudeerd. Wat een armoede! Het resultaat is dat zowel het oude als het nieuwe publiek hier volkomen bedrogen uitkomt.
Merkwaardig genoeg (gezien de weinig opbeurende reacties) is scenograaf Versweyveld zelf ervan overtuigd dat alles geweldig werkt. In een interview in Het Parool (12/6/09) zei hij dat hij het als zijn taak zag het toneelgebeuren en het publiek bij elkaar te brengen: ‘Film en video zijn, zo is gebleken, goed gereedschap om die opdracht te vervullen. Je hebt de thrill van “Dit gebeurt live”. Tegelijk kun je de acteurs groot en in close-up laten zien. Zo ontstaan op het toneel verschillende werkelijkheden.’
Dat die dubbele optiek de concentratie volledig verstoort, lijkt niet tot de makers