Aan de manier waarop hij de zin uitsprak, begreep ik dat het menens was.
‘Goed dan.’
Ik hield de hagedis stevig bij zijn nek. Hassan knikte goedkeurend en ging aan het werk.
Hassan poerde met het mesje in de kop van de hagedis, waardoor er een gaatje ontstond. Er liep een druppel bloed en doorzichtig vocht uit. Voorzichtig met het lemmet wrikkend, maakte hij het gaatje iets groter.
‘Zie je het al?’ vroeg ik opgewonden.
Uit Hassans bewegingen begreep ik dat er iets mis was. Hij prikte steeds harder, waarbij hij zelfs meerdere malen dwars door het kopje heen ging. Uiteindelijk ontstak hij in razernij en griste de hagedis uit mijn hand. Met een schreeuw wierp hij het beest over de buitenmuur.
‘Die was niet goed,’ riep hij uit. Hij keek dreigend naar mij. ‘Morgen neem jij je schildpad mee.’
Ik antwoordde niet.
‘Wie schreeuwt er zo? Hassan, ben jij het?’
Een vrouwenstem klonk in het duister. Hassan kromp licht ineen en gebaarde mij om stil te zijn.
‘Hassan?’ vroeg de stem weer.
Er werd een lamp aangedaan.
‘Ja, mamma,’ zei Hassan gedwee.
In het schemerlicht zag ik een oude vrouw tegen de muur aan liggen. Ze probeerde zich op te richten en hoestte hard.
‘Hassan, help me even,’ zei ze.
Hassan snelde naar zijn moeder en knielde naast haar neer om een paar extra kussens achter haar rug te leggen.
‘Heb je iemand bij je?’ Ze knikte mijn kant uit.
‘Uit mijn klas,’ antwoordde Hassan en trok de dekens over haar benen recht.
‘Hoe heet je, jongen!’ vroeg ze, ‘kom wat dichterbij, ik kan je helemaal niet zien.’
Aarzelend stapte ik naar voren om mij voor te stellen. ‘Mijn naam is Gamal, mevrouw, maar iedereen noemt mij Jimmy.’
‘Wat een beleefd vriendje heb jij,’ zei ze lachend tegen Hassan.
Nu viel mij pas op dat ze helemaal niet zo oud was als ik eerst had gedacht. Haar gezicht had veel rimpels, met diepe zwarte kringen onder haar ogen. Maar ouder dan mijn eigen moeder kon ze niet zijn. Haar lachen ging weer over in gehoest. Ze drukte een smoezelige zakdoek tegen haar mond. Om haar hand zat een kralenketting gewikkeld, waaraan ik een klein kruis zag bungelen. Ik moest onmiddellijk aan Mahmoed denken en zijn sigaretten.
‘Ik moet naar huis,’ zei ik.
‘Ja, hij moet naar huis,’ sprak Hassan.
‘Ach, wat jammer nou,’ zei Hassan's moeder.
Hassan bracht mij weer naar het okerkleurige deurtje en liep voor mij uit de steeg in.
‘En je weet het, hè,’ sprak hij en draaide zich resoluut naar mij om.
‘Wat?’ antwoordde ik, alsof ik niet wist dat hij op Hosneia doelde.
Hassan stapte op mij af en duwde mij hard tegen de muur.
‘Als jij die schildpad van je niet meeneemt morgen, dan vertel ik aan je vader dat je hebt zitten jatten,’ siste hij in mijn oor en liet me los. ‘En trouwens, jij wilde toch ook hersens zien.’