Hollands Maandblad. Jaargang 2009 (734-745)(2009)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Anton Gerits Zomer Terwijl de middaghitte niet meer zindert, tot stilstaan is verdicht, niets meer beweegt en alles achter glas geborgen lijkt begint een merel voor zich uit te fluiten zo zacht alsof hij in gedachten zoekt naar iets dat ooit verloren ging, een woord, een naam misschien die nu in jou ontwaakt zich niet meer noemen laat dan zacht in sprakeloos hervonden samenzijn Oude eik Zodra hij door de aardkorst brak zo eenzaam als een mens kan zijn wierp hij een schaduw om zich heen waarmee hij zich een eiland schiep dat bleef waar het gerezen was en groeide met een dichte kroon die tastte naar een hemels licht dat hij haast niet meer torsen kan en wij nu zien hoe zwaar en stil hij langzaamaan te zinken lijkt alsof hij onderaards verdwijnen wil. [pagina 43] [p. 43] Brief uit de bergen Te midden van mistige wolken bewoon ik mijn hut. Mijn leven verwijdert zich langzaam maar zeker van hier en vraag me maar niet hoe ik mij sleep door de dag! Ik zie hoe de wind door de bladeren stroomt; op mijn schoot liggen boeken. Vrij naar Li Kieou-ling (7e of 8e eeuw) Huis onder bamboe Onder de eenzame bamboe alleen Bespeel ik mijn lier en zucht. Wijd is het land waar niemand mij hoort. Maanlicht verschijnt en verlicht mij. Vrij naar Wang Wei (699-759) De lier bespelend In zeven vibrerende snaren Hoor ik, in rust, de wind de sparren koelen. Het is een oude zang die ik alleen waardeer. De mode van de dag herneemt hem zelden meer. Vrij naar Liou, Tch'ang-k'ing (ca. 760) In de zuidelijke tuin Stijl zoeken, zinnen plukken, wat een oude boekenwurm! De ochtendmaan hecht zich als schijfje jade op het rolgordijn. Ach, zie je niet, jaar in jaar uit, op hoge zeeën de letterkunst haar lot bewenen in de najaarswind? Vrij naar Li Ho (790-816) Vorige Volgende