Roodkapje
door Frederik Philip Kuethe
Het is, geloof ik, nauwelijks bekend dat het sprookje van Roodkapje in zijn oorspronkelijke versie, die van Charles Perrault uit 1697, eindigt met het verorberen van de titelrolspeelster door de Wolf. De kloeke interventie van oom Jager, de stenen-voor-vlees-ruil, en het met de schrik vrij komen van Grootmoeder en Roodkapje, de luide plons werden in 1812 toegevoegd door Jakob en Wilhelm Grimm, terwijl daarna nog allerlei variaties op deze redding volgden.
Hoe dan ook, deze toevoegingen zijn even zo vele apocriefe elementen, in de loop der jaren toegevoegd als concessies aan de tederheid van de kinderziel. In werkelijkheid echter is de gruwelijke ontknoping volgend op de vraag naar het ‘waarom’ van Grootmoeders grote mond wel degelijk het moment waarop het doek behoort te vallen.
In mijn gezin werd aan deze toedracht dan ook strak de hand gehouden. Toen wij woonachtig waren in in Genève hadden mijn dochters de juiste leeftijd voor Roodkapje. Het drama dat wij vaak opvoerden, liet zich indelen in drie bedrijven: 1 - Moeders boodschap; 2 - In het Bos; 3 - Bij Grootmoeder thuis (dit laatste bedrijf dan weer in twee taferelen).
Daar mijn vrouw tijdens de opvoering moest koken, nam ik de rol van Roodkapjes moeder en van Grootmoeder meestal op me en trok voor die gelegenheid ook een schort aan. Onze dochters Annemarijn en Florine speelden afwisselend voor Roodkapje en de Wolf. Beiden toonden trouwens een sterke voorkeur voor de eerste rol.
De attributen die wij gebruikten, waren eenvoudig: een mandje van pitriet, een rode ijsmuts, en een hondenmasker van papier-maché uit een winkel voor feestartikelen (bij gebrek aan wolvenmaskers aan het Lac Léman). Dit handenmasker werd echter op aandrang van Florine niet vóór het gezicht maar boven op het hoofd gedragen En dan was er nog een wit kookmutsje bestemd voor de bedlegerige Grootmoeder.
In het mandje van pitriet stopte ik in mijn rol als moeder meestal koekjes - vaak door de Wolf al wat aangeknaagd - en het botervlootje. Dan riep ik de dochter die Roodkapje speelde bij me, zette haar kapje wat rechter op het hoofd en vertelde in zoete woorden hoe het met Grootmoeders gezondheid was gesteld.
Roodkapje huppelde dan onbezorgd het bos in, waar Wolf zich inmiddels nogal landerig achter de poot van de schemerlamp had opgesteld. Dan kwam de Wolf aarzelend tevoorschijn en vroeg, vaak wat haperend: ‘Wat heeft jij daar in dat mandje, wie ben je en waar gaat jij naar heen’?
Roodkapje vertelde het hem allemaal. Daarna besloten ze een wedstrijd te houden wie het vlugste bij Grootmoeders huisje kon zijn.
Doordat Roodkapje onderweg omstandig bloemen ging plukken en met haar blik lange tijd een eekhoorn volgde - de pluimstaart sprong van tak tot tak - won Wolf de race steevast gemakkelijk.
Ondertussen was ik (in mijn dubbelrol) ziekelijk naast de tafel neergezegen