Mijn eerste verwondering
door Aldien Poll
De deurbel die één keer per maand luid door het huis aan de Raamweg in Den Haag klingelde, dat is de rode draad in mijn herinneringen over
Hollands Maandblad. Het was onmiskenbaar de klingel van Trio, de drukkerij die jarenlang de kopij
kwam ophalen. ‘Goede middag, drukkerij Trio,’ klonk het steevast. Op het tafeltje in de gang waar de post werd verzameld, lag de grote enveloppe al klaar. Met stukken van Hillenius, Brugman, Brand Corstius, Eva Gerlach, Karel van het Reve, Scheepmaker, Peereboom, Pen, Peter Vos, Van Galen Last en ga zo maar door. Voor je het wist, reed het bestelbusje alweer weg, met de kopij voor het nieuwe nummer. Jaar in jaar uit stond dit ritueel symbool voor hoe trouw iedereen zijn best deed het blad op tijd bij de lezers te krijgen.
We spraken thuis vaak over Hollands Maandblad. Niet eens zozeer over de bijdragen die erin stonden als wel over de merkwaardige gebeurtenissen die rond het blad plaatsvonden. Een brief van een ambtenaar aan de redactie inzake de subsidie aan HM. In die brief stond dan een verslag van het gesprek met de minister over de toekenning en de wijze waarop de redacteur de belastingopgave omtrent de subsidie kon invullen. Of over het gesprek met de voorzitter van de Raad van Bestuur van Shell over waarom het bedrijf onmogelijk een bijdrage kon leveren in verband met de politieke aspecten van het blad. Bert Poll - mijn vader - liet zich er niet door uit het veld slaan. Zijn drijfveer was immers: ‘Blijf je verwonderen en help de mensen buiten de gebaande wegen te wandelen.’
Die verwondering zat er bij mij al vroeg in. Een wonderlijke gebeurtenis in mijn herinnering was bijvoorbeeld Peter Vos, boven op de schommel in de tuin van de Burnierstraat, de straat waar Andreas Burnier haar naam aan verbond. Ik was zeven jaar en vroeg mij af hoe een volwassene het leuk kon vinden bovenop een schommel te klimmen, een groot houten bouwsel, in elkaar gezet door een van de technische meneren van Het Vaderland waar mijn vader werkte. Dat was toch iets voor kinderen? Even wonderlijk was Maarten Biesheuvel die vol trots het verhaal vertelde hoe hij zojuist in de trein van Leiden naar Den Haag de echte heren in de eerste klas coupé een poepje had laten ruiken. Door lange kniekousen aan te trekken kon Maarten in een overtuigende houding zijn voet op zijn dijbeen laten rusten, zijn knie naar buiten gericht, zoals mannen graag zitten, zonder dat de blote kuit onder zijn broekspijp zichtbaar werd. Daar hadden de eerste klas heren niet van terug en hij schaterde dat het een lieve lust was. Ik was nog maar net een puber en verwonderde mij over deze man. Kon je daar als volwassene van genieten? Van zo'n klein poepje om te laten ruiken?
Nu, jaren na die gebeurtenissen, weet ik wat die verwondering betekent. En wat het voor Hollands Maandblad heeft betekend. Verwondering is de bron van nieuwe ideeën, van intellectuele nieuwsgierigheid en van de creativiteit waarmee Bert zichzelf en anderen uitdaagde om stukken te schrijven, om mensen te prikkelen ook buiten hun formele posities iets op te schrijven, ook al waren ze geen schrijver. Het combineren van kennis en kunst, het wandelen buiten de gebaande wegen, dat is waar het meestal over ging. Ook bovenop die schommel of in de eerst klas coupé.