| |
| |
| |
De middernachtroepers rukken op
door Maarten 't Hart
Mijn eerste ervaringen met het Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten, kortweg zevendedagsadventisten, dateren uit de roerige jaren zestig. In de zomermaanden smeekte een bakker met vele stiefdochters mij of ik hem op de drukke zaterdagen wilde bijstaan. Brood bezorgend in de zeeheldenwijk deed ik ook elke zaterdag de vredige Piet Heinstraat aan. Plotseling bekeerde in die straat de familie Westein - zoon Jan had nog bij mij op de dr. Abraham Kuyperschool in de klas gezeten - zich tot de zevendedagsadventisten. Jans moeder ontpopte zich als een gedreven, fanatiek propagandist voor deze sektarische beweging en in no time had ze, ofschoon er vanaf de gereformeerde en hervormde kansels al snel een drastisch tegenoffensief werd ingezet, vrijwel alle calvinisten in de PH-straat ervan overtuigd dat zij dwaalden. De ene bekering volgde op de andere; vrijwel de hele PH-straat viel in handen der adventisten. Al snel bleek dat zulks consequenties had ten aanzien der broodbezorging.
Op een zonnige zaterdag reed ik met mijn gevulde bakkerskar welgemoed de Piet Heinstraat in, de deuren van de huizen werden opengesmeten, en vanuit de nauwe gangetjes doemden, gewapend met bezems, vrouwelijke bekeerlingen op die mij te lijf gingen. Zaterdag was het, sabbat, de Dag des Heeren, dat moest ik goed begrijpen, eeuwenlang waren wij vanaf de gereformeerde kansels voorgelogen dat de zondag de rustdag was. Nergens in de Schrift stond die zondag vermeld, het was de zevende dag die God tot rustdag had uitgeroepen, en alleen als die zevende dag weer als rustdag in ere hersteld zou worden, ‘door alle Christenen op aarde’ zoals een bezemdraagster mij toebeet, was er enig zicht op dat Christus binnenkort op de wolken des hemels zou terugkeren. Met mijn bakkerskar belemmerde ik de wederkomst.
Bij deze eerste confrontatie met al die vrouwelijke bekeerlingen ontging mij dat er sprake was van overmacht. Bij huizen waarvan de voordeuren nog gesloten waren, belde ik aan. Op mij rustte nu eenmaal de taak al die mensen uit de PH-straat van brood te voorzien. Bij het aanbellen werd er echter aan mijn armen gesjord, reeds vielen er ook enige stevige klappen, mijn broodkar werd door de nieuwbakken bekeerlingen wild de straat uit geduwd. Zelf werd ik er ook tamelijk hardhandig uit verwijderd. ‘Met wonden en striemen en verse kwetsuren die niet uitgedrukt of verbonden waren of met olie verzacht’ (Jesaja 1:6) bezorgde ik vervolgens brood in de Maarten Harpertszoon Trompstraat.
In de week daarop kreeg stiefdochterbakker Jan Eysberg veel klachten van nietbekeerde PH-bewoners over het onweerlegbare feit dat er bij hen de vorige zaterdag geen brood was bezorgd. Derhalve drong Eysberg er bij mij op aan op de eerstvolgende zaterdag gewoon brood te bezorgen. Die ‘adventtwisten’ zoals hij ze noemde, moest ik dan maar overslaan. Een zijner stiefdochters vergezelde
| |
| |
mij. Werd ik andermaal bedreigd, dan zou zij snel naar de bakkerij rennen om hulptroepen te rekruteren.
Op papier leek het een goed plan, maar reeds toen ik in de belendende Witte de Withstraat brood bezorgde, werden mij vanuit de Piet Heinstraat bedreigingen toegeschreeuwd. Mocht ik het andermaal wagen met mijn broodkar die straat binnen te rijden, dan zou ik alvast een voorproefje krijgen van datgene wat alle ongelovigen te wachten stond bij de binnenkort te verwachten wederkomst van Christus. Met vuur van de hemel zouden zij verdelgd worden.
Van al dat vurige schelden raakte de stiefdochter zo overstuur dat ze huilend verdween. Wellicht heeft ze nog de bakkerij gewaarschuwd. Desondanks kwam niemand mij te hulp toen ik een poging waagde met mijn wederkomst belemmerende broodkar in de Piet Heinstraat door te dringen. Ver kwam ik niet, door allerlei vrouwvolk onder aanvoering van Jans moeder werd ik de straat uit geranseld, daarbij gadegeslagen door een bol knulletje dat daar in de buurt woonde en Nico Koffeman heette.
De zaterdag daarop ging het beter. Onder toeziend oog van de legendarische Maassluise politieagent Kippenek, bezorgde ik onbelemmerd brood in de Piet Heinstraat. Maar een week later, toen Kippenek werd ingezet bij een risicowedstrijd tussen Excelsior Maassluis en Quick Boys uit Katwijk, en niemand hem kon vervangen, was het weer mis. Opnieuw werd ik de straat uitgebezemd.
In het volgende weekend heeft bakker Jan Eysberg het recht in eigen hand genomen. Op het moment dat ik mijn kar de Piet Heinstraat inreed, had hij zich, samen met enige ondergeschikten en nazaten, en gewapend met deegrollers en lange, houten handvaten waarmee men de gloeiende broden uit de oven schepte, achterin de Stationsstraat opgesteld. Via een nauw steegje kon je vanuit die Stationsstraat, ter hoogte van lorrenboer Jaap Schaap, de Piet Heinstraat aan de achterzijde penetreren. Toen al die vrouwelijke zevendedagsadventisten zich wederom met hun bezems op mij wierpen, kwamen Eysberg en zijn knechten, huilend als Apache-indianen, aangesneld en sloegen er fanatiek op los met hun handvaten en deegrollers.
De dames bleken totaal verrast, er vielen zeer rake klappen, er vloeide bloed, uit de huizen kwam ook ongewapend manvolk te voorschijn. Deels waren het zevendedagsadventisten, maar deels ook onbekeerde mannen die zich waarschijnlijk al maandenlang dood ergerden aan die fanatieke middernachtroepers (waarom ik ze zo noem, leg ik straks uit). Bekeerde en onbekeerde mannen raakten slaags met elkaar. Er vielen nog veel meer klappen, er vloeide nog veel meer bloed, en ondertussen belde ik aan op de adressen waar men de mallotige beginselen der zevendedagsadventisten nog niet was toegedaan. Terwijl ik zo kalm mogelijk her en der brood bezorgde, woedde rondom mij een waar pandemonium, ongeveer zoals aan het slot van de tweede akte van Die Meistersinger. Toen ik op de adressen waar men brood beliefde, mijn deegwaren had gesleten, trokken mijn collega's zich voldaan terug. Desondanks bleven vele bewoners in de straat met bebloede koppen doorvechten.
Nieuwsgierig geworden door mijn ervaringen, zocht ik in mijn religieschoolboek, Spoorzoeken in de bonte wereld van geloven en denken door B. van Gelder, het hoofdstukje over de middernachtroepers. Ik las: ‘De beweging der zevendedagsadventisten werd in 1831 gesticht door de Amerikaanse boer en latere methodistenprediker William Miller, die tegen 1843 het wereldeinde aankondigde, later tegen 1844. Door het uitblijven van het wereldeinde dreigde de
| |
| |
beweging te verlopen. Ze werd gered door Ellen White, die beweerde, dat de wederkomst van Christus was uitgesteld, omdat de christenen de zondag i.p.v. de sabbat vierden; bij herstel van deze grove zonde zou alles in orde komen. Daardoor ontstond het zevendedagsadventisme. Hun belangrijkste opvattingen zijn: sabbat vieren, zieleslaap, volwassendoop, geen eeuwige straf (de goddelozen zullen met vuur vernietigd worden), verbod van alcohol, nicotine en vlees, voetwassing voor het avondmaal, zalving van en gebed voor de zieken.’
Mij was, uit de gesprekken die ik inmiddels met klasgenoot Jan had gevoerd, toen al duidelijk geworden dat die adventtwisten een punt hadden wat betreft de sabbatviering. Inderdaad, nergens in de bijbel kun je vinden dat zondagsheiliging de plaats dient in te nemen van sabbatsviering, (een probleem dat overigens reeds in de zeventiende eeuw in Engeland de sekte der Sabbarariërs had opgeleverd, terwijl ook sommige wederdopers sabbatisten waren. Mij was ook al duidelijk geworden dat indien je - los daarvan - het calvinisme verruilde voor adventisme, je van de gietregen in de stortregen terechtkwam. Synodaal gereformeerd of zevendedagsadventist, het was even bekrompen, onverdraagzaam, benauwend, en gelijkhebberig.
| |
| |
De grootmoeder van Jan stierf. Als doodgraver kreeg mijn vader bericht dat zij op maandag begraven zou worden. Een begrafenis op zaterdag was uiteraard uitgesloten. Westeiners uit Urk, nog onbekeerd, lieten echter weten uitsluitend te kunnen komen als de begrafenis op zaterdag zou zijn. Op het laatste moment werd de begrafenisdatum veranderd. Mijn vader werd er niet van in kennis gesteld. Op zaterdagmiddag reed de stoet voorbij de Algemene Begraafplaats van Maassluis. Hekken dicht, doodgraver niet aanwezig. Ik heb zelf toen mijn vader van zijn volkstuin gehaald en inderhaast werd de oude mevrouw Westein tijdelijk gedumpt in een ander, reeds gespit graf. Bij ons thuis vielen als gevolg van deze toestand zeer harde woorden over de adventtwisten, zoals ook mijn vader deze halfkrankzinnigen was gaan noemen.
Wie iets wil weten over deze brute geestdrijvers kan terecht bij een boekje van Reinder Bruinsma, Het zevende-dags adventisme uit 1999. Gelet op het feit dat deze Bruinsma de Paus is van de Nederlandse adventisten, is dit een bewonderenswaardig objectief en informatief boekje over een geloof dat ‘sterke “evangelicale” en vaak ook sterk fundamentalistische trekken heeft’, zoals Bruinsma zelf eerlijk toegeeft.
Wie hieraan niet genoeg heeft, kan terecht bij Die Frühgeschichte der Siebenten-Tags-Adventisten van Konrad F. Mueller uit 1977, waarin zeer gedetailleerd de aanvang dezer beweging uit de doeken wordt gedaan.
Zo blijkt de oervader van de beweging, boer William Miller die ik al kende uit mijn religieschoolboek, een volkomen autodidact op religieus gebied. Hij was van zeer simpele komaf, werd geboren in 1782 te Pittsfield, Massachusetts, in een baptistenfamilie en werd in 1816 ‘wedergeboren’. Vervolgens stortte hij zich op studie van de Bijbel, vooral van de boeken Daniël en Openbaringen. Met behulp van een even bizarre als vernuftige berekening wist hij met name uit Daniël 8:4 en 9:24 op te maken dat Jezus in 1843 zou wederkomen op aarde. Later stelde hij dat iets bij, Jezus zou in 1844 terugkomen. Nog wat later wist hij zelfs de precieze datum te vermelden: Jezus zou wederkomen op 22 oktober 1844. Het moet net zo'n man geweest zijn als de Baghwan want duizenden baptisten plus ook gelovigen uit diverse andere kerken raakten in de ban van deze voorspelling.
Hoeveel gelovigen uiteindelijk op 22 oktober 1844, nadat zij ‘hun veldvruchten op het land hadden laten staan en have en goed hadden verkocht,’ zoals de Lutherse dominee Stellwag in een sappig boekje De adventisten uit 1911 vertelt, een reuze zeperd te verwerken kregen, is niet bekend, maar wellicht zijn het er zelfs honderdduizend geweest. Het verhaal dat zij witte jurken droegen om daarin de Heer ‘op de wolken des hemels’ tegemoet te gaan, is sterk omstreden, maar toch is het een feest over 22/10/1844 te lezen in het vermakelijke boek Days of delusion; A strange bit of history (1924) van Clara Endicott Sears. Ook Mark Twain heeft enkele reuze vermakelijke bladzijden aan deze bezetenen gewijd.
De gelovigen zelf waren minder geamuseerd. ‘Tot vandaag de dag,’ aldus Bruinsma in zijn boekje, ‘spreken adventisten over “de grote teleurstelling”.’ Overigens werd er in 1844 door hen snel iets op gevonden. Dominee Stellwag probeert dit in zijn werkje uit te leggen. Op 22 oktober 1844 heeft Jezus, zo formuleert hij, ‘het hemels heiligdom gereinigd van de zonden der kinderen Gods om aldus het oordeel bij het huis Gods te doen beginnen.’ Stellwag verduidelijkt deze wartaal later aldus: ‘Het heiligdom des Nieuwen Verbonds is de Tabernakel Gods in de hemel, waarvan Jezus de Hogepriester is en dat gereinigd moet worden van de zonden, die er door de mensen ingebracht zijn.’
Men probeerde, kortom, het echec van die 22ste oktober met een flinke
| |
| |
scheut ongelofelijke apekool nog wat op te poetsen. Zelf houd ik het er overigens op dat William Miller zich een weekje vergist heeft. De juiste datum, dat valt op te maken uit de genoemde Bijbelteksten, was 15 oktober 1844. Op die dag werd verlosser Friedrich Nietzsche geboren, die ons met zijn blijde boodschap ‘God is dood’ uit het diensthuis van het Christendom heeft geleid.
Boer Miller heeft zijn deconfiture niet lang overleefd. In 1849 is hij gestorven. Zijn beweging verliep. Na de zeperd was iedereen berooid naar huis gegaan, voor zover men nog een huis had, want velen hadden alles verkocht of weggegeven aan slimmelingen die zich niet door Miller hadden laten verneuken.
Maar dit was niet het eind van het liedje, want geloof is hardnekkig. Het idee dat God de wederkomst had uitgesteld uit woede over het feit dat Christenen de zondag in plaats van de sabbat heiligden, is - anders dan Van Gelder in mijn schoolboek zegt - oorspronkelijk niet afkomstig van Ellen White, maar van Joseph Bates. Deze heer heeft met zijn boek The Seventh Day Sabbath; a perpetual sign uit 1847 velen ervan overtuigd dat zondagsheiliging door zaterdagsheiliging vervangen diende te worden. Overigens deed zich toen al een
| |
| |
splitsing voor tussen adventwisten die wel, en adventwisten die niet de zaterdag als rustdag wilden erkennen.
Ellen White is wat later in beeld gekomen. Als kind was haar hoofd getroffen door een steen, ze liep daar blijvend hersenletsel van op. Dat hersenletsel resulteerde in regelmatig terugkerende visioenen die zijzelf zag als openbaringen Gods, en zij wist andere adventisten daarvan ook te overtuigen. Bates wilde ook wel erkennen dat haar visioenen evenzovele goddelijke openbaringen waren, mits mevrouw White in ruil daarvoor zijn sabbatsboek voluit onderschreef.
Met haar visioenen heeft Ellen White een geweldige status verworven binnen het zevendedagsadventisme, en haar rol in de opbloei van de beweging kan niet worden onderschat. Ze heeft vele boeken geschreven, waarvan ik er één heb gelezen, Schreden naar Jezus, een vertaling van haar Steps to Jesus uit 1892. Nog afgezien van de beschuldigingen van plagiaat waarmee afgescheiden sekteleden vandaag de dag wapperen (www.ellenwhiteexposed.com) is het een miserabel product van een totaal geschifte zonderling, maar de zevendedagsadventisten zelf zien dat uiteraard anders. Haar diagnose ‘Er zouden geen atheïsten zijn als christenen de sabbat niet door de zondag hadden vervangen’ zegt genoeg over haar denkkracht.
Op zichzelf is het wel reuze boeiend dat een vrouw - anders dan bij allerlei andere zotte afsplitsingen van de hoofdstroom van het Christendom het geval pleegt te zijn (de geestdrijvers zijn steevast mannen) - zo'n enorm gezag in een sekte wist te verwerven. De Spaanse schrijver Perez Galdos heeft in zijn prachtroman Miau schitterend beschreven hoe visioenen iemand in een religieuze extase kunnen brengen, maar zelfs de visioenen die Galdos beschrijft, verbleken bij de opzienbarende droombeelden van mevrouw White. In haar eerste visioen zag zij pelgrims op een smal pad op weg naar de stad Gods. Achter de pelgrims schitterde een lichtbron, waarboven een stem riep: ‘This is the Midnight Cry!’
Die middernachtsschreeuw is een begrip geworden binnen het zevendedagsadventisme, en liever nog dan adventwisten zou ik ze ‘middernachtroepers’ willen noemen. Hoe moeten wij deze middernachtroepers nu situeren in dat bonte landschap van al die christelijke splintergroeperingen? Ze zijn net wat minder griezelig dan mormonen en Jehovagetuigen, maar anderzijds is het goed te bedenken dat de griezels in Texas in 1993 die zich onder leiding van David Koresh gewapenderhand in een commune hadden opgesloten en na belegering werden uitgerookt, zich weliswaar hadden afgesplitst van de zevendagsadventisten, maar wel uit deze gemeenschap afkomstig waren.
Zevendagsadventisten staan wat betreft opvattingen dicht bij de hedendaagse pinksterbeweging. Nederland telt thans (volgens hun eigen opgave) 55 adventistische gemeenten, met ongeveer 10.000 volgelingen (waarvan bijna 5.000 gedoopte leden). Wereldwijd schijnen zo'n 20 miljoen personen zichzelf als adventist te beschouwen, en dat aantal groeit verontrustend snel. Om enig zicht te krijgen op hun geloofspraktijk lijkt het me het beste enkele passages uit het eerder genoemde boekje van Bruinsma te citeren. Omdat hij een voorman van de kerk is (hij ging in 2007 met emeritaat als predikant) kan ook niemand beweren dat ik hun opvattingen karikaturaal voorstel.
Bruinsma over de Bijbel: ‘De Bijbel moet letterlijk worden opgevat, tenzij uit het verhaal duidelijk blijkt dat dit ten aanzien van bepaalde gedeelten niet de opzet is. De gebeurtenissen die in de Bijbel worden beschreven zijn zo gebeurd. Ook het Genesis-verhaal moet als historisch worden aanvaard.’ - Kortom, geen
| |
| |
evolutietheorie bij de middernachtroepers, maar wel pratende slangen, sprekende ezels en drijvende bijlen.
Bruinsma over homoseksualiteit: ‘De kerk brengt in toenemende mate begrip op voor homofiele mensen, maar verwacht dat leden met die geaardheid zich van homosexuele aktiviteiten onthouden.’ Seks buiten het huwelijk keuren de middernachtroepers af, echtscheiding wordt eveneens afgekeurd en is eigenlijk alleen dan geoorloofd als er sprake is van overspel.
Over abortus. ‘Al het mogelijke moet worden gedaan om een abortus te vermijden,’ aldus Bruinsma. Hetzelfde geldt, zo is duidelijk, voor euthanasie.
Over de wederkomst: ‘Dat we in de laatste fase van de wereldgeschiedenis leven, lijdt geen twijfel,’ meent Bruinsma. Binnenkort zal Jezus wederkomen en Bruinsma weet ook precies wat er dan zal gebeuren. ‘Allen die zich niet aan Christus' kant hebben geschaard komen om. Tijdens de duizendjarige periode die dan begint, zijn de geredden op de een of andere manier bij het oordeel betrokken. Aan het einde van deze duizend jaar worden de goddelozen voor korte tijd tot leven gewekt om dan, met de Satan, het uiteindelijke loon te ontvangen, dat wil zeggen voor eeuwig te worden verdelgd.’
| |
| |
Bruinsma vertelt er niet bij hoe de goddelozen verdelgd zullen worden, maar over de wijze waarop God deze Holocaust zal voltrekken, had Ellen White ons al geïnformeerd. Er zal een vuurstorm uit de hemel neerdalen die de ongelovigen in een oogwenk zal verkolen.
Achteraf kun je zeggen dat ik er in de Piet Heinstraat dus nog vrij goed vanaf ben gekomen. Laatst fietste ik er weer doorheen. Aan de ingang van de straat staat nu de Moskee Arrahman. In de straat schuifelen bedeesde vrouwtjes rond, met hoofddoekjes om. In hun Koran lezen zij dat de goddelozen die zich niet aan de kant van Mohammed geschaard hebben, verdelgd zullen worden. Toch denk ik dat je, zou je daar nu brood bezorgen, niet de straat uit geranseld zou worden. Wat mij betreft dus in ieder geval duizend maal liever islamieten dan middernachtroepers. De gewone islam is sowieso een veel beschaafder en humaner vorm van godsdienst dan al die fundamentalistische Amerikaanse varianten van het christendom.
Toen ik mij bij de Europese verkiezingen in 2005 opwierp als aspirant-lijstduwer van de Partij voor de Dieren was het boegbeeld van de partij, Marianne Thieme, nog rooms-katholiek. Volwaardig lijstduwer kon ik toen niet worden, want ik bezat geen paspoort. Een jaar later bezat ik dat wel, en werd ik lijstduwer van de PvdD bij de Tweede Kamerverkiezingen van november 2006. Ook toen was Marianne nog katholiek. Helaas sloot ze zich, nadat ze in de Tweede Kamer was gekomen, aan bij de middernachtroepers. Daarmee zadelde ze mij op met een probleem. Kon en mocht ik mij, gegeven deze stap, nog wel inzetten voor de Partij?
Verzwarende omstandigheid was dat Thieme zich zelfs, ofschoon reeds eerder katholiek gedoopt, opnieuw heeft laten dopen. Was zij van huis uit adventist geweest, dan zou ik het met enige moeite wel door de vingers hebben kunnen zien dat zij op zaterdag kerkt bij de middernachtroepers. Ten slotte weet ik uit eigen ervaring hoe moeilijk het is om, als je van de windselen af aan geïndoctrineerd bent geweest met dit soort abominabele onzin, een en ander uit je systeem weg te krijgen. Maar dat iemand, volwassen, en begiftigd naar wij toch mogen aannemen met gezond verstand en kritische zin - ze heeft waarachtig rechten gestudeerd - zich aansluit bij zo'n onguur, reactionair, griezelig, door en door weerzinwekkend kerkgenootschap, blijf ik volstrekt onbegrijpelijk en onvergefelijk vinden.
Nu kun je zeggen: akkoord, maar de Partij voor de Dieren bestaat niet alleen uit Marianne Thieme, er zijn nog vele leden met gezond verstand over. Voor de Eerste kamer heeft de partij echter de net als ik in Maassluis geboren en getogen Nico Koffeman naar voren geschoven, niet alleen eveneens een zevendedagsadventist, maar bovendien een nazaat van diegenen die mij hardhandig uit de Piet Heinstraat meenden te moeten verwijderen. Het begint er warempel op te lijken dat de Partij voor de Dieren een mantelorganisatie is van de zevendedagsadventisten!
Thieme is de woordvoerster in de Tweede Kamer en Koffeman in de Eerste Kamer en onherroepelijk zal bij stemmingen over gevoelige ethische kwesties zoals abortus en euthanasie hun adventistenachtergrond een rol spelen, want die adventisten - lees er het boek Zeit des Gerichts oder Gericht der Zeit uit 1972 van Christian D. Schmidt op na - maken korte metten met leden die zich niet aan de beginselen houden. Bij het embryodebat bleek al dat Thieme c.s. onvervaard meestemden met de sgp en de Christen Unie.
| |
| |
Onheilspellend is evenzeer dat voorman Bruinsma na de verkiezingen Thieme feliciteerde met haar Kamerlidmaatschap. Hij dacht ongetwijfeld: mooi zo, wij hebben nu een poot in de Tweede Kamer, en met Koffeman als senator, ook een poot in de Eerste Kamer. Stel je bovendien voor wat er gebeurt als deze mensen moeten meestemmen of meedenken over zaken zoals wetenschapsbeleid. Op grond van hun middernachtovertuiging weten zij zeker: de aarde bestaat thans zesduizend jaar en is in zes dagen geschapen. Maar wie zoiets gelooft, kan onmogelijk enige achting of enig begrip hebben voor het verschijnsel wetenschap. Dus hoe zou zo iemand ooit verstandig kunnen meedenken en meestemmen over wetenschapsbeleid?
De enige andere bekende Nederlander die lid is van de club der middernachtroepers is Antoinette Hertsenberg, de echtgenote van Nico Koffeman. Net als Marianne Thieme heeft zij onder invloed van deze ex-Maassluizer haar rooms-katholieke bijgeloof ingeruild voor het miserabele gedachtegoed van de zevendedagsadventisten. Het feit dat leden van deze club verplicht zijn tien procent van hun jaarinkomen af te staan aan hun kerkgenootschap lijkt me een reuze aardig item voor het tv-programma Opgelicht.
|
|