Hollands Maandblad. Jaargang 2009 (734-745)(2009)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] ritmisch zonder string Antoine de Kom wat ik vooral mis? het licht dat op een zwarte ouderwetse lincolnjas te warm is van zichzelf te heet voor de tijd van het jaar: in elke hoek van de zachtgele kamer heb ik een ventilator die me de wenkbrauwen doet fronsen, een knagend schuldgevoel iets dat opwindt in de stilte rond rotan het kraken van stoelen terwijl in de tuin de kleuren eindelijk tot bedaren zijn gekomen. ik ben de vliegen hier in dit huis. en met de spiegels ben ik één al ontbonden een voetstap het knielen de kus op de grond dierbaar ten teken van wat groen groen doet lijken. tegen de vlucht noch het licht een remedie en laat in de middag als het vuur in de tuin is gedoofd kunnen de kaarten worden opgevouwen. het licht was turbulent vandaag en de nabijheid van vloer en verte een klein vaartuig ergens bijna verloren op weg in de zone de groene intense waar de bomen van lucht en de wolken van gebladerte. laten we de laatste berichten nauwlettend volgen. de net geleende soldaten niet uit het oog verliezen. er zijn stranden die vloeren vormen in de naam van bestaan en vegetatie [pagina 33] [p. 33] we zullen allemaal één voor één op onze eigen dag in zwarte warme duisternis verdwijnen. je mag dan wel tien instrumenten om je nek bespelen - when the saints go marching in. de heilige theresia van lisieux stelt me voor raadselen. ergens in de Filippijnen vroeg iemand waarom het rozen regent als bruine tantes ritmisch dames dansend zonder string en in hun handen klappend op het altaar goddelijk genot in goddelijk genot veranderen. rozen die zwaar geuren en zwoel deze naaktheid van hun dans bloter maken dan bloot dalen op ons neer. om kwart voor drie lokale tijd bezweert onze jonge piloot ter hoogte van de berg met zeven reuzen dat hij automatisch is. vanmorgen nog dacht ik dat de hond tussen de cessnas drachtig was en haar jongen - ongetwijfeld zeven in getal - ergens diep in de nacht in een hoek van de hangar zou werpen. nu we op 1500 voet de reuzen achter ons laten houden we haar puppies (wij zijn broers) in gedachten zacht omhoog terwijl de zeven reuzen hooggekapte tantes zijn geworden die het landschap domineren: zo zijn zij de vrouwen van deze zuidelijke vlakten. [pagina 34] [p. 34] hun lichamen een landschap verlieten we het tanteland. er waren sigarenpeuken en er was sprake van bloedarmoede die niet te verklaren was. we plozen de kinderboeken er op na. we keken onder elke struik. al dat we vonden was een kleine dode hagedis met witte strepen op het lijf. verder een gele vis en een schelp. dit alles moest begraven en snel. toen was er die de tuin deed: ik maak de regen en hij zegende. ik verlos jullie van je jeugd en je kleur. vanaf die dag liepen we door het bos van haren waar we jaren later nóg verdwenen in de steentijd van het onbewaakte ogenblik. vlak voor het einde als de kleuren met elkaar in harmonie raken gebeurt het. begint de tuin open te gaan als een vrouw die is zoals ze is: een lichte huivering wanneer de wind opsteekt en de grote bladeren van de bacoveboom zeggen dat st. barth nu bijna zelfstandig wordt. de zon brandt als we er landen vlak voor het einde. bij gemis van licht een overvloed aan vogelgeluiden de radio op marsmuziek en een lieve wat formele stem die zegt dat de kleine republiek in de uithoeken van deze veranda vanaf vandaag is veranderd in een paradijs. Vorige Volgende