gemis, het zoeken, het onbenaderbare of het onoplosbare het centrale thema.
Veelzeggend in dit verband is ook het naschrift dat Anton Vocalis in hoofdstuk 4 van La disparition op een ansichtkaart schrijft: ‘Portons dix bons whiskys à l'avocat goujat qui fumait au zoo.’ Perec heeft deze boodschap zeer opzettelijk als pangram geformuleerd: alle letters van het alfabet komen erin voor (behalve de ‘e’ uiteraard). Dit pangram is een verwijzing naar het beroemde - reeds in Perecs tijd bekende - pangram ‘Portez ce vieux whisky au juge blond qui fume’, maar is niet zomaar een woordspelletje. Het is een sleutelzin in de roman, waarmee Anton Vocalis (en dus Georges Perec) wil uitdrukken dat hij de oplossing van de raadselachtige verdwijning - of beter gezegd: het diapositief van de oplossing - feitelijk in handen heeft. Wat de oplossing is, kan hij echter net niet duidelijk maken omdat hij de ontbrekende letter niet kent, dan wel niet kan uitspreken. Hier benadert Perec in een literaire vorm het gemis zo dicht mogelijk. Het pangram is de absolute grens tot waar Anton Vocalis kan komen in zijn zoektocht naar het manco.
In de Nederlandse vertaling is de zin eveneens een pangram zonder ‘e’. Het resultaat luidt: ‘Advocaat drinkt whiskymix of paft bij zoölogisch aquarium.’ Inhoudelijk zijn de advocaat, de dierentuin, de whisky en het roken behouden. Het aantal woorden en tekens is eveneens beperkt gebleven. Overigens hebben de Duitse en Engelse vertaling van respectievelijk Helmlé en Adair dit pangram over het hoofd gezien; daarmee maken zij dezelfde fout als de personages in het boek die de ansichtkaart van Anton Vocalis ontvangen. Want zowel de personages als de Duitse en Engelse vertalers richten zich op de inhoud van het pangram, in plaats van op de vorm, waar het Vocalis (en Perec) om te doen was.
Nog een voorbeeld waar Perec de vorm gebruikt om de inhoud naar voren te brengen. In hoofdstuk 19 schetst hij de loopbaan van Anton. Deze gaat via de volgende plaatsen: Aubusson, Issoudon, Ornans, Ursins, Yvazoulay (Ysarounay in het Nederlands). De levensloop gaat kortom langs alle klinkers. Door de opsomming wordt het gemis van de ‘e’ tegelijkertijd onthuld en verhuld.
Perec beklemtoont in de bijzinnen die op de plaatsnamen volgen, ook nog eens op meesterlijke wijze de eerste letters van de namen, de klinkers a, i, o, u, y. Zoals in: ‘Aubusson, mais à coup sûr ça n'alla pas fort’ (ook te verstaan als ‘ce “a” n'alla pas fort’); ‘Issoudun, y faisant du Droit Commun’ (met als connotatie: ‘droit comme un i’); ‘Ornans (...), il circulair toujours à moto’ (ook te verstaan als ‘il circulait toujours à mot O’); ‘Ursins (...) au mitan du Jura’ (‘in het midden van de Jura’... staat de u); ‘Yvazoulay, un trou, (...) dont on ignorait tout’ (ook te verstaan als ‘il va où l'e un trou, (...) dont on ignore “e” tout’ - aldus verwijzend naar de missende klinker).
Een vergelijkbaar spel met alle klinkers doet zich voor in hoofdstuk 26 als diverse moordscenario's worden doorgenomen. In de achtereenvolgende varianten spelen respectievelijk ‘un ananas’, ‘un nez’ (een neus) tezamen met ‘un noeud’ (een knoop), ‘un nid’ (een nest), ‘un no’ (een Japanse toneelvorm) en ‘un nu’ (een naakt) de hoofdrol. Nog een andere ‘kapitale’ opsomming is te vinden in hoofdstuk 22, waarin Perec een aantal personages in het leven roept met wier kapitalen hij letterlijk en figuurlijk gaat spelen: het woord ‘kapitaal’ verwijst daarbij niet alleen naar ieders beginletter, maar ook naar het feit dat deze personages aanspraak kunnen maken op het familiefortuin. Zo vermoordt het personage Maximin achtereenvolgens Nicias, Optat, Parfait, Quasimodo, Romuald en Sabin. En steeds gebeurt dit op een manier die gedreven wordt door associaties met hun beginletter. Romuald sterft bijvoorbeeld omdat hij geen lucht krijgt - ‘pas d'air’ laat zich ook verstaan als ‘pas de R’. En bij de moord op Sabin speelt zowel Rudolph (verwijzend naar Hess en dus tevens naar de SS) alsook het monster van een Loch (Ness uiteraard) een hoofdrol, zodat Sabin uiteindelijk door een explosieve ‘ass’ (‘s’) sterft.
Dat het noemen van de lettet ‘e’ fataal is, blijkt eens te meer aan het slot van hoofdstuk 25. Aldaar is een stuk tekst opgenomen van OuLiPo-oprichter Raymond Queneau. Het