sie was immers steevast volstrekt nietszeggend, voornamelijk omdat het door ambtenaren was opgesteld. Als oorspronkelijke opsteller van de vraag mocht je dan één aanvullende vraag stellen, maar die was meestal al door de voorbereidende ambtenaren voorzien, zodat de bewindspersoon ook een volgend nietszeggend antwoord paraat had. Daarna moest je als vragensteller alweer je mond houden en was het de beurt aan anderen van andere fracties - en vaak ook van andere nationaliteiten.
Het was dus de kunst om een makker in een andere fractie zo ver te krijgen dat die een door jou geprepareerde nadere vraag over jouw vraag ging stellen, een vraag die de ambtenaren niet konden voorzien, zodat de beantwoorder gedwongen was te improviseren. En dan werd het pas echt leuk.
Overigens lukte het alleen een collega over te halen je te helpen een bewindspersoon het vuur aan de schenen te leggen als jij de volgende keer hem of haar in ruil ter wille was. Zo werd het vragenuur op den duur vrijwel uitsluitend bedisseld door een clubje van op elkaar ingespeelde ‘vragers’ die in een supranationaal netwerk van dienst en wederdienst met elkaar waren vervlochten. De Commissaris of Minister, die doorgaans slechts bewapend was met de nietszeggende antwoorden van zijn ambtenaren, besefte vaak te laat tegenover welke overmacht hij stond. Op zo'n moment roken wij bloed, want wij wisten dat gezagsdragers ongaarne ten overstaan van het parlement willen afgaan. En uit een in het nauw gedreven bewindspersoon valt niet zelden een antwoord te wringen waar je hem, tot groot ongenoegen van zijn ambtenaren, later mee tot actie kan dwingen.
Het moet gezegd dat vooral de Britse parlementsleden zeer bedreven waren in dit verbale steekspel van aanvallen en ontwijken, in het nauw drijven en ontsnappen. Dat zal niemand verbazen die wel eens het vragenuurtje in het Britse Lagerhuis op de bbc heeft bekeken. Je overleeft daar alleen maar als je voor de vuist weg praat, de feiten paraat hebt en met snedige ‘bon mots’ het duel aangaat. Voor hakkelaars die van briefjes houterige zinnen voorlezen is in het Lagerhuis weinig plaats.
Een absolute grootmeester van het Europese vragenuurtje was Lord Soames, de schoonzoon van Churchill. Hij was weliswaar lid van de Europese Commissie, maar dat betekende dat je als parlementslid eeuwige roem kon bereiken als het lukte hem klem te zetten. Zulks was niet eenvoudig, omdat als Soames dan in zeldzame gevallen met de rug tegen de muur kwam te staan, hij een zeer effectief laatste redmiddel had. Zonder ook maar iets aan beleid toe te zeggen, riep hij dan met zijn in het Lagerhuis getrainde zware basstem: ‘The honourable Member is quite right!’ Waarna hij doodleuk overging op het volgende onderwerp. En dan bleef je met je gelijk mooi met lege handen zitten.
Van het recht op schriftelijke vragen heb ik gedurende mijn mandaatperiode van vijftien jaar in het Europees Parlement veel gebruik gemaakt. Niet in de laatste plaats omdat het een manier is kiezers ter wille te zijn die jou over allerlei onderwerpen brieven sturen met klachten, terwijl je weet dat je in feite weinig aan hun lot kunt veranderen. Met een vraag heb je hun zaak echter serieus genomen - de kwestie wordt immers in het publicatieblad afgedrukt en als je veel geluk hebt, krijg je er ook nog een antwoord op waar de desbetreffende iets aan heeft. Dat laatste is echter slechts zelden het geval. Bestuurders zijn immers gepokt en gemazeld in de kunst te vermijden een concreet antwoord te geven of - nog erger! - concrete actie toe te zeggen.
Dit is de enigszins deprimerende les die een parlementslid vrij gauw leert, maar toch heeft dat de 732 Europarlementariërs bepaald nooit aangezet af te zien van verdere vragen. In de Tweede Kamer moeten vragen ook door de fractievoorzitters ondertekend worden, maar in het Europees Parlement is het stellen van schriftelijke vragen een strikt individueel, dus niet door anderen gecontroleerd, recht.
Als ik al te nietszeggende antwoorden kreeg, wilde ik deze nog wel eens terugsturen aan de desbetreffende commissaris, die uiteraard de vraag zelf niet of nauwelijks had gezien. Soms hielp dit in de zin dat je dan tenminste een nieuw antwoord kreeg waarin stond waarom je geen echt antwoord kon krijgen. Die ontwij-