politiefluitjes, die hier en daar opklonken, waren voornamelijk bedoeld om de illusie dat alles onder controle was moed in te blazen.
Bij het opbreken vertelde Pringle nog hoe hij Norodom Sihanoek eens had geïnterviewd. Sihanoek was nog in 1941 door het Franse Vichy bewind tot het koningschap geroepen en na de onafhankelijkheid in 1970 was hij tot president van het land gebombardeerd. Daarom was het misschien geen toeval dat het interview plaats had op de set van Oorlog en Vrede, de cinematografische Khmer-versie van Tolstojs werk wel te verstaan. Het was een film waarvan de regie, de hoofdrol en de muziek allemaal bij de prins zelf berust hadden. Veel oorlog en verdomd weinig vrede hier, gromde Gray, terwijl hij, een tikje aangeschoten, bijna een afstapje miste.
Twee dagen later begon ik aan de expeditie waarvoor Elsevier mij naar Cambodja had gestuurd. Via een bevriende relatie op de Nederlandse ambassade in Hanoi was ik op het spoor gekomen van een zekere Phin Chanda. Deze Chanda (bij de Khmer komt de familienaam voor de eigen naam) was nog maar 32 jaar oud en had een enigszins afgeplat gezicht, een kin als een kweepeertje en vrolijke bolle ogen. Maar wat belangrijker was, zij had wat je noemt een interessant leven achter zich.
Nu werkte ze op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Phnom Penh en had daarnaast samen met haar man een bedrijf dat videofilmpjes maakte. In 1975 was ze tijdens de massale evacuatie met haar ouders door de Rode Khmer uit Pnom Penh verdreven en had in de provincie Kompong Thom, tweehonderd kilometer landinwaarts, moeten helpen bij de rijstoogst. Een riskante bezigheid. Want wie drie dagen achtereen het voorgeschreven quotum rijst niet haalde, werd gediagnosticeerd als onnuttig en resoluut afgemaakt. ‘Wanneer wij deze vrouw aanhouden is er geen winst, en als zij verdwijnt, zal dat geen verlies zijn’, luidde de standaardformule.
Chanda's leven was gered door een van de boerinnen van de Rode Khmer, die tussen de gedeporteerden werkten. Deze vrouw, Suos Sivin geheten, wist alles van het oogsten van rijst. Zij had sympathie opgevat voor dit frêle stadsmeisje dat met geen mogelijkheid aan haar quotum toekwam. Kort voor het fatale moment aan het einde van de werkdag waarop de opbrengsten werden gewogen, hevelde Sivin steeds een paar kilo rijst van haar mand in die van Chanda over. Dat was altijd goed gegaan.
Nu, vijftien jaar later, koesterde Chanda, die met haar dubbele baan goed verdiende, de wens om haar weldoenster van destijds te bedanken en wat geld te brengen. Sinds de inval van de Vietnamezen in 1978 die de Cambodjanen had bevrijd van het juk van de Rode Khmer, had ze echter nooit meer iets van Sivin gehoord. Al tijden lang had Chanda op zoek willen gaan naar haar redster maar het probleem was dat ze steeds maar geen escorte kon vinden om haar te beschermen tegen mogelijke onverlaten in Kompong Thom en op de reis daarnaartoe.
Ik liet haar weten die taak graag op me te willen nemen. Mijn uitlekgewicht van meer dan honderd kilo boezemde haar kennelijk genoeg vertrouwen in en mijn aanbod werd in dank aanvaard. Bovendien zal het feit dat ik een Europeaan was zeker ook hebben geholpen. En zo gingen we op pad, vergezeld door drie agenten, de chauffeur en de vrouw van de chauffeur, die mee moest omdat Chanda 's nachts bang was voor geesten en niet alleen durfde te slapen.
Het veer over de Ton Seaple rivier bood de gebruikelijke aanblik: een stel zeugen met de poten aan elkaar gebonden achter in een oude bus, een op zijn