Geen plagiaat
door Hugo Brandt Corstius
Willem Frederik Hermans heb ik nooit ontmoet. Drie keer dreigde het. De eerste keer zag ik hem staan op de binnenplaats van het Institut Néerlandais in Parijs. Ik rende weg. De tweede keer belde een vriend: ‘Hermans is hier. Hij wil je zien. Kom!’ Ik kwam niet. De derde keer liep ik haast tegen hem op bij de ingang van de Amsterdamse stadsschouwburg waar het Verzameld Werk van Multatuli aan de kroonprins werd aangeboden. Ik schuifelde weg en ging op een lege stoel achter in de zaal zitten.
Waarom ontliep ik Hermans? Omdat iedereen, van Adriaan Morriën tot Frans Janssen, na een periode van vriendschap een nare tijd van vijandschap cadeau kreeg? Integendeel: ik vond Hermans een groot ruziemaker en die ruzie wou ik graag met hem hebben.
Hoe ik hem ook probeerde te irriteren, hij bleef aardig reageren. Toen ik in 1983 vanuit Amerika een stuk in NRC Handelsblad publiceerde waarin ik aankondigde een biografie van Multatuli te gaan schrijven, was hij de enige die echt geloofde dat ik een huis had gekocht naast het Multatuli-museum en dat ik al het werk van Multatuli op computer had gezet, maar dat ik het woord ‘calangeren’ niet kon thuisbrengen.
De Volkskrant vroeg me een recensie van Hermans' geannoteerde Max Havelaar. Ik bedong dat ze mijn kritiek vergezeld door een flinke zak geld naar Parijs zouden sturen voor zijn antwoord. Toevallig was Jaco Groot daar op bezoek en die vertelde me laatst dat Hermans blij opsprong en zei: ‘Nu ga ik een verpletterende aanval op die Hugo schrijven’ - en dat deed hij, al bevatte zijn reactie wel veel gescheld maar geen enkel steekhoudend argument. U kunt het nalezen in Malle Hugo, helaas Hermans' minst geslaagde essaybundel.
In die tijd werd ik verliefd op een vrouw die Lucky Jim van Kingsley Amis in het Russisch had vertaald. Ik gaf haar Nooit meer slapen, dat leek me echt een boek voor Russen. Ze las het boek en gaf me vier velletjes met opmerkelijke opmerkingen.
Het gaat niet om plagiaat.
Kingsley Amis werd een half jaar na Willem Frederik Hermans geboren en stierf een half jaar na Hermans. Zijn boek Lucky Jim verscheen in 1954 en werd in 1962 in het Nederlands vertaald. In september 1962 begon Hermans aan Nooit meer slapen, dat in september 1965 klaar was.
De overeenkomsten tussen de twee boeken zijn spectaculair. De verhalen zijn totaal verschillend maar in de kleine details en zinnetjes zijn de parallellen verbijsterend. Ik heb het niet over plagiaat. Maar het lijkt mij toch volkomen uitgesloten dat Hermans Lucky Jim niet gelezen had toen hij aan Nooit meer slapen begon.
Ik beperk mij tot de eerste bladzijden uit de twee boeken. Verderop vallen je ook bij Hermans passages op zoals: ‘... zweetdoorweekte plekken... Of de druk van het leer het vocht uit mijn vlees perst’ - terwijl Amis schreef: ‘Dixon felt sweat out on his chest as if it were being physically squeezed out of him’.
In de eerste bladzijden van beide boeken zien we hoe een pasafgestudeerde ambitieuze jongeman (Alfred bij Hermans, Dixon bij Amis) iets gedaan probeert te krijgen van een oeroude professor (Nummedal bij Hermans, Welch bij Amis), die niet erg op de jonge ondergeschikte gesteld lijkt.
De professor en de jongeman lopen samen op. De professor praat honderduit, gaat langzamer lopen, later staat hij stil. Bij Amis en bij Hermans.
Het contrast tussen de twee wetenschappers wordt benadrukt. Amis: ‘To look at, but not only to look at, they resembled some kind of variety act: Welch tall and weedy, with limp whitening hair, Dixon on the short side, fair and round-faced...’ Bij Hermans is er even-