From the book depository
De afgelopen tijd heeft zich soort literaire discussie afgespeeld die op een zonderlinge wijze interessant was. Het onderhoudende aan het geredekavel was niet het onderwerp (het al of niet lage niveau van ‘vrouwenliteratuur’) en evenmin het verbale slagveld (hoewel het misschien grappig was dat uitsluitend vrouwelijke critici en schrijvers zich over deze kwestie druk maakten). Nee, het opmerkelijke aspect lag erin dat het debatje bijna ging over een ontwikkeling in de literaire wereld die daadwerkelijk niet zonder belang is.
Alles begon met een stuk in het maartnummer van
Opzij waarin gewag werd gemaakt van ‘literair seksisme’ in Nederland, omdat ‘vrouwelijke auteurs voor alle grote literaire prijzen systematisch worden genegeerd’. Er kwam prompt antwoord
in de vorm van het rapport van de jury voor de Libris-prijs 2007. Daarin stonden - blijkbaar op instigatie van juryvoorzitter Cox Habbema - sneren omtrent de inzendingen van vrouwelijke auteurs: ‘lichtgewicht, kleine persoonlijke wissewasjes, thrillers, relatieproblemen, al of niet in moord eindigend, of in een cursus.’ Zijn het, zo vroeg de jury zich hoorbaar zuchtend af ‘de vrouwen die deze thema's kiezen of de uitgevers?’
Of deze hartenkreet nu een schaamlap was voor alweer een mannelijke winnaar (de 23ste achtereen wat betreft de Libris en ako-prijzen), of het resultaat van een diepgaande studie naar vrouwenboeken, chick-lit, writers-on-heels en postfeministische literatuur in het algemeen, doet hier niet ter zake. De boodschap leek duidelijk: vrouwen kunnen gewoon minder goed schrijven dan mannen.
Of dit enig kant of wal raakt, durf ik niet te zeggen, hoewel het niet de eerste keer is dat een literaire jury zulks suggereert. In 2005 klaagde de jury van de van de Gouden Uil Literatuurprijs nog dat er ‘te veel olijke meisjesboeken’ onder de inzendingen zaten. En nog onlangs riep schrijfster en juryvoorzitster Muriel Gray bij de bekendmaking van de longlist van de Orange Broadband Prize 2007 (een prijs voor uitsluitend vrouwelijke auteurs): ‘Must try harder, girls!’ Ook deze jury vond dat de schrijfsters leden aan ‘een gebrek aan voorstellingsvermogen’ en bleven hangen ‘bij hun eigen leventjes en persoonlijke dingetjes’. Veel van hun ‘saaie, triviale romans’ waren zo slecht ‘dat je niet begrijpt waarom er bomen voor moeten sneuvelen’.
Ingrid Hoogervorst reageerde in Trouw op Habbema's hartenkreten en schreef onder de kop ‘Beter je best doen, meisjes!’ dat vrouwen zich meer moeten inspannen om echte literatuur te maken. Want, zo betoogde ze, ‘het gesignaleerde gemis aan verbeelding in door vrouwen geschreven boeken is beslist een gegeven’. Zij zag de oplossing in een nieuwe chique prijs met een groot geldbedrag voor vrouwelijke auteurs die werd uitgedeeld door een strenge louter vrouwelijke jury.
Critica en schrijfster Aleid Truijens meende daarentegen dat alles lag aan de critici: zodra vrouwen een autobiografisch boek schrijven ‘worden ze op slag banaal gevonden’, en voor mannen geldt dat niet schreef ze in de Volkskrant. Een boekje als Schaduwkind van P.F. Thomése (over zijn jonggestorven kind) valt daarom wel in de prijzen (en haar eigen boek over haar zieke zoontje niet, hoorde je haar denken). In dezelfde krant schreef Marja Pruis dat juist vrouwen andere vrouwen de literaire maat nemen, door een zelfdestructief mechanisme dat aarzelt tussen ‘queen bee gedrag en zelfhaat’: ‘de hel, dat zijn de andere vrouwen.’ Misschien bedoelde ze wel Aleid Truijens, die haar roman De vertrouweling in 2005 had afgedaan als louter handelend over ‘vrouwelijke zorgen, geheime fantasieën en ingewikkeld relatiegedoe’.
Ten slotte mocht Cox Habbema uitleg geven in een interview met Elsbeth Etty in NRC Handelsblad. Nee, nee, bezwoer de juryvoorzitster, zij was geenszins seksistisch.