[715-716]
Deze maand
Het is waarschijnlijk overdreven te zeggen dat de regering zichzelf eeuwig belachelijk heeft gemaakt met de kleurige glansfolder die na honderd dagen dialoog met de samenleving is geproduceerd als ‘Beleidsprogramma’. Ik bedoel: ‘eeuwig’ is zo'n groot woord, en ‘belachelijk’ is zo'n gemakkelijke term, en daarmee schurken ze dicht aan tegen het vocabulaire dat de regering in deze brochure hanteert op gezag van het reclamebureau Eden Design & Communication uit Amsterdam. Wellicht is het woord ‘deprimerend’ beter op z'n plaats voor deze cocktail van almachtsfantasie en regeerangst.
Het ontmoedigende van de glansfolder is niet eens dat er reclamestaal in staat, noch dat er afgezien van een meldpunt voor gestolen fietsen nauwelijks concreet beleid wordt aangekondigd, en zelfs niet dat de weeïge woordenpraal niet kan verhullen dat deze coalitie van dwingelanderige dominees diep wil ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Neen, het meest ontmoedigende is wel dat de regering blijkbaar denkt dat Nederlanders dom genoeg zijn om gemeenplaatsen te slikken als een zoete koek van grootse duiding en meeslepend beleid.
Even deprimerend is dat de regering meent dat wij geen geheugen hebben. Of zou zij zelf niet beseffen dat de veertig ‘aandachtswijken’ die zij wil omtoveren in ‘prachtwijken’ echt allemaal vallen binnen de reeds decennia lang bestaande lijstjes voor ‘stadsvernieuwing’, ‘aanpak probleemaccumulatiegebieden’, ‘sociale vernieuwing’ en ‘grotestedenbeleid’. En zou de regering zelf niet meer weten dat al in 1985 de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid waarschuwde voor de achteruitgang van het kennisniveau in het onderwijs, dat in 1986 de Eerste Kamer aan de bel trok vanwege de lage kwaliteit van de lerarenopleidingen, en dat al in 1991 de noodklok werd geluid over het gebrek aan rekenvaardigheid en taalbeheersing van afgestudeerden. Nu lijkt minister Plasterk licht verbaasd dat honderd dagen dialoog hem leerden dat ‘deelnemers aan het debat over het nieuwe leren mopperen over het kennistekort bij jongeren; studentenorganisaties klagen over de weinige lesuren en voortijdige uitval, en er veel discussie is over de beheersing van de basisvaardigheden taal en rekenen’.
Gelukkig heeft deze hippe minister ook goed nieuws te melden: hij biedt de publieke omroepen een zak met geld om te besteden aan ‘publieke kwaliteit’ en ‘herstel van de reguliere programmering’. Jammer wellicht dat hij er niet bij meldt dat in deze sector de helft van de talrijke omroepdirecteuren meer verdient dan de minister-president. Die kwestie paste blijkbaar niet op het glanspapier.
Aldus beseft men dat dit kabinet een mooie afspiegeling is van de geest van deze tijd: men paart een infantiele maakbaarheidsillusie aan een naïef geloof in de schijnwereld van public relations en een neiging tot corporatisme en cliëntelisme. Dit zijn precies de zaken die Nederland zo inert maken. Het ‘Beleidsprogramma’ is zo geen diagnose van 's lands kwalen maar een symptoom ervan.
Dit lijkt me geruststellend. Voorlopig zal Nederland kalm blijven wankelen op de grens van stagnatie en indolentie. Maar een grenservaring hoeft niet saai te zijn; het kan een opwindende blik bieden op allerlei aspecten van scheiding en transitie, opkomst en ondergang. Daarover gaat dit Hollands Maandblad - bb