Hollands Maandblad. Jaargang 2007 (710-721)(2007)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Krijn Peter Hesselink een brief aan het object li 158 uit het depot van het Utrechtse Universiteitsmuseum Object li 158. Hoe hadden we je ook beter kunnen noemen? We weten niet wat je bent. We weten niet wat je doet. We hebben je net zolang bewaard in ons stoffige depot tot die hele verzameling aan bolletjes, staafjes en latjes die jou maakt tot wat je bent - object li 158 - van elke betekenis verstoken is geraakt. Nee, dan die duif die gisteren vanuit de gang mijn kamer binnen kwam vliegen. Het raam aan de voorzijde, de schoorsteen, het trapgat, waar hij ook vandaan kwam, ik wist alleen maar dat dat vleesgeworden symbool van vrede, van heilige geest, van wat niet al, met zijn tumor aan zijn pootje en zijn onrust in zijn ogen hier niets te zoeken had. Ik smeet hem een kussen naar het hoofd; hij kirde. Ik smeet hem een verwensing naar het hoofd; hij kirde. Ik rukte me de haren uit het hoofd; hij vloog, pats, tegen het schuifraam, die onzichtbare scheidslijn tussen de lege blauwe hemel en dit ongedurig mensbeest. Manmoedig bleef hij met zijn vleugels wapperen, duwde hij zijn hoofd tegen het glas. Ik schoof het raam omhoog. Hij schoof mee omhoog... Ik had het gehad. [pagina 32] [p. 32] wat ik jou wil laten zien Het pleintje, niet zo pietepeuterig als nu, maar in al zijn uitgestrektheid, zoals toen ik bij de overburen om geld ging bedelen omdat een jongetje uit een boek dat ook deed. Het halletje, toen het nog vol met jassen hing, waarvan zeker de helft van niemand scheen te zijn; dus zo ruikt niemand, herinner ik mij nog te hebben gedacht. De trap, zoals die 's ochtends vroeg onder mijn schichtige blote voeten zachtjes krakend lag te dromen, niet van jou, jij was nog niet, maar van mijzelf, als bedelaar bijvoorbeeld. Mijn kamer, nog voor het ook maar bij me op was gekomen dat mijn kamer ook anders kon zijn, mijn kamer nog onbezoedeld door ook maar de hoop op jouw bestaan. Dus ga weg, wis ieder spoor en let goed op als je de deur dichttrekt, want soms valt die niet goed in het slot en dat zou zonde zijn. [pagina 33] [p. 33] thuiskomst Nestel je tussen mijn schouders, hoofd. Sla je vleugels rond je oren. Je hebt genoeg gehoord. En te veel. Onderweg overstemt het geklapwiek de eigen ademtocht. En prompt weet het niet beter. Likt het links, likt het rechts een schouder, een hand, dan likt het zichzelf. Geen haar dat nog piekert. Geen oog dat nog blikt. Geen hoofd dat nog opvliegt. Denkt het. Vorige Volgende