leen ik bij kan helpen. Hij begint omslachtig iets uit te leggen dat ik daarna kan samenvatten in één zin. Hij heeft niets meer om mee te schieten.
‘Niks meer? Jij hebt toch genoeg?’ probeer ik tijd te winnen. Zenuwen maken mijn stem hoog. Hij schudt z'n hoofd. Een beetje droevig. Shit. Jimmy zit zonder zijn Arminius, zijn Walther, zijn Tanfoglio.
‘Tja,’ zegt hij met een dun lachje, ‘het gebeurde terwijl ik in het ziekenhuis lag. Robert en Joe hebben net zolang gezocht tot ze alles hadden: de patronen, mijn vergunning...’
Mocht ik nog gedacht hebben dat ik hier was omdat hij me miste, of dat je door kanker verandert... Ik moet gewoon iets voor hem ritselen. Zoals altijd.
‘En je zakenvriendjes dan, zoals de Triade-jongens in Peking? Kunnen die niets regelen?’ Het klinkt geïrriteerder dan ik wil.
Hij glimlacht: ‘Die gunnen mij geen snelle dood, Maria.’
We zwijgen beiden. Ik weet wat er komen gaat.
Hij zegt glimlachend: ‘Jouw pistool, en dan: poof! the Hemingway way.’
Hij kijkt mij afwachtend aan. Er komen woorden in mij op die, als ik mijn best doe, lacherig genoeg zullen klinken om de spanning te breken: flatgebouw, springen (met salto), polsen, snijden (niet met zakmes uit Hongkong), spookrijden (in de Lotus van Victor). Maar ze zijn onbruikbaar voor hem. Voor hem is er maar één manier. Niemand begrijpt dat beter dan ik.
Wat staat hij nou met die theepot in zijn handen? Kijk dan, hij beeft niet, ziet er goed uit. Alles is nog zó ver weg. Dat zeg ik hem.
Hij zegt ‘Ja’, zet de theepot neer en begint over de flagstones van dit terras, hoe moeilijk die goed te leggen zijn op bosgrond. Na een halfuur wordt hij moe. Ik sta op, hij geeft een hand.
‘Come again, Maria.’
Ik beloof het zonder hem aan te kijken.
Utrecht is ver weg van Jimmy. Je vult je leven hier met dingen. Echte dingen. Voor gedachten is geen tijd.
Martin en ik bezoeken een makelaar. Ik vind werk als secretaresse bij een advocatenkantoor en ga met de kat van de buren naar de dierenarts. De buren zijn op vakantie en dieren waar ik op moet passen worden altijd ziek of lopen weg.
‘Hij wil niet eten.’
‘Heeft u de knobbel bij haar staart niet gevoeld?’
‘Het is niet mijn kat.’
‘Maar als u haar alleen maar aait, zo, over de rug, dan zit hier toch onmiskenbaar een gezwel.’
Hij kijkt alsof ik kom van een eiland vol dierenbeulen, die bloedrode cocktails drinken onder plastic palmen. Hij heeft bijna gelijk en ik vind het best.
Er zijn nog meer knobbels te voelen.
‘Een kwestie van drie, vier weken. Ze krijgt pijn. Dan moet u komen, dan laten we haar inslapen.’
Voorzichtig schuift hij de poes in de mand en sluit het deurtje.
Ik wil naar Hongkong, ik moet naar Hongkong. Ik kan niet. Ik zit met de zieke kat tot de buren terug zijn. Nog een week. Gebruik die week. Denk na, Maria. Hoe krijg je een pistool bij Jimmy. Mijn glock komt de grens niet over, geen koeriersdienst of vliegvelddouane trapt daar tegenwoordig nog in.
Ik probeer mezelf te dwingen een oplossing te verzinnen. Er komt niks in me