Deze week zou een bijzondere worden. Dat voelde Lies al voordat ze uit Holland vertrokken. Ze dacht aan iets moois. Dat Harold haar iets groots moest opbiechten, had ze totaal niet verwacht. Terwijl ze het achteraf natuurlijk best had kunnen weten. De afstand had ze haarfijn voelen groeien.
Ze was er eerst verdrietig om geworden, daarna boos. Ze had geprobeerd erover te praten maar een ontwijkend antwoord gekregen. Ten slotte was ze blij geweest met zijn afwezigheid. Liever geen vent dan een chagrijnige.
De avond was helder en warm. De acacia stond wijds en indrukwekkend in de schemering. De spechten lachten toen hij het haar vertelde. Dat hij het meisje vier maanden kende en regelmatig met haar sliep. Dat hij van haar hield en zij van hem. Maar dat hij Lies nooit in de steek zou laten. Harold vroeg haar om begrip en ruimte voor deze relatie.
In de dagen die volgden, leken Lies en Harold de hoofdpersonen in de film van Bergman die ze vroeger samen hadden bekeken; een psychologisch drama vol heftig wisselende emoties. Boosheid, ontreddering, afkeer, toenadering en praten, eindeloos praten. Deze week misschien wel meer dan al die jaren ervoor.
Eten deden ze niet veel en enkel omdat het moest. Maar de wijn scherpte hun geest en bracht hen uiteindelijk tot elkaar. Lies kreeg begrip voor de man, die haar nu al jaren zag aftakelen. Ze zag zichzelf soms zitten in de spiegeling van een ruit. Half onderuitgezakt, haar armen flinterdun en haar benen juist opgezet. Ze liep als een chimpansee, maar dan wel een kreupele. Nee, niet bepaald meer mooi en opwindend.
Harold zag er nog goed uit. Lies zag hem zoals ze hem vroeger had bekeken, maar nu door de ogen van het meisje en wist dat ook zij verliefd zou worden. Ineens besefte ze dat deze passie een kans moest krijgen.
Het plan ontstond uit liefde. Hij wilde Lies, zijn lieve Liesje, niet onnodig kwetsen maar ook zijn vriendin niet laten gaan. Zij gunde hem een nieuwe toekomst en daarin was voor haarzelf geen plaats.
Lies stelde zich voor hoe het zou zijn, na hun thuiskomst. Harold zou het meisje regelmatig zien. Lies zou haar omgeving moeten uitleggen dat ze vrijwillig haar man aan een ander gaf. Wie zou haar begrijpen? Het meisje wilde natuurlijk steeds meer, misschien wel een kind.
Lies bedacht dit alles, kijkend naar de acacia. Om de stam te omarmen moest je met zijn drieën zijn. Honderden jaren hield hij nu stand en wie weet hoeveel wanhopige mensen zich al tegen hem hadden aangeworpen.
‘Als je me nu in deze vijver gooit, dan zijn we overal vanaf,’ zei ze als grapje. Het water stond maar dertig centimeter hoog, maar Lies zou niet kunnen opstaan en dus verdrinken. ‘Dan moet ik je duwen en dat is moord - verdwijn ik levenslang de bak in!’ Harold zei het opgewekt, want hij zag er de humor wel van in.
Terwijl hun blikken door de tuin dwaalden, hoorden ze het gelach van de spechten. Alsof die wisten wat er omging in de twee mensen, daar beneden. En ook wat komen ging. Voor het eerst die week betrok de lucht.
Het werd een vreemde exercitie. Harold duwde zijn vrouw over het grote grasveld. Een heftig onweer had takken van de boom geslagen. Het herinnerde Lies aan de vergankelijkheid van alles, zelfs van deze reus.
Die vallende takken hadden hun fantasie geprikkeld. Stel dat Lies onder de