Op tijd
door Caroline Ligthart
Hij had niet door dat ik wist wanneer hij loog. Zijn intonatie schuurde dan tegen de woorden. Of was het zijn blik die heel even, één seconde, in de lucht bleef hangen?
Vanavond nog een vergadering. Daarom wist ik dat hij 's nachts samen met de geur bij mij in bed zou kruipen. Geen onaangename lucht. Ik trok zijn hoofd tegen mijn borst om mijn neus in zijn piekhaar te kunnen steken. Een jonge vrouw, een meisje misschien? Hoe jonger hoe beter. Waarschijnlijk omdat die niet meteen door zijn gespeelde onhandigheid heenkeken.
Het ging verbazingwekkend eenvoudig. Hij ging ervan uit dat ik hem vertrouwde en deed geen moeite. Misschien was dat het meest beledigende. Ik wachtte op de geur en bekeek de volgende dag zijn agenda. Haar naam stond bij 20.00 uur, klein gekriebeld, maar leesbaar, het nummer achterin. Hij noteerde iedereen op voornaam. Merel. Dat klonk naar jaren tachtig. Jong. Beetje spichtig. Sproeten.
De volgende dag belde ik. Ik hoefde alleen maar mijn voornaam te noemen. Ik negeerde haar schrik en zei dat ik graag langs wilde komen. Die avond nog zat ik op de fiets. Er lag een briefje op tafel: Ben bij Merel. Tot later. Kus.
Ze woonde op de Linnaeusparkweg. Een mooie straat met huizen uit het begin van de vorige eeuw. Groot, sommige met geglazuurde tegels, ouderwetse bloemranden, hoge ramen. De bloemslingers op de muren trokken mij langzaam haar domein in.
Ze deed zelf open. Rode blossen op haar wangen. Blond. Tamelijk stevig, glittertruitje op een kort rokje. Kleding die haar afgeraden zou moeten worden. Ik wist niet of ik haar uiterlijk als een belediging of een bedreiging moest opvatten. Ik gaf haar een hand, voelde het klamme van de hare. Ik glimlachte, zo erg was dit toch allemaal niet, en volgde haar naar de huiskamer.
Er stond een knalrode bank met grote kussens. Veel tierlantijnen. Veel kleuren. De kamer was licht zonder dat je het gevoel kreeg bij de tandarts te zijn. Ik zag hem hier zitten, diep in de kussens, zijn lange benen over elkaar geslagen, genietend van haar nerveuze pogingen het hem naar de zin te maken.
Ik keek naar het prikbord met foto's op de schouw, zij beet op haar lip. Blijkbaar had ze het risico ingeschat maar achtte zij zich niet verantwoordelijk. Ik liep erheen. Duinen. Over elkaar heen vallend. Verkeerd gekadreerd maar intens. Ik draaide me om. Ze stond heel stil spijt te hebben van haar beslissing.
‘Heel graag een kop thee,’ zei ik. Ze verdween met stijve passen.
Het huis had een veranda aan de achterkant. Misschien had hij haar daarop uitgezocht. Natuurlijk stond er een schommelbank. Zou hij die hebben gegeven? Hij droomde ervan ooit op een veranda te zitten en terug te kijken. Zijn leven een theaterstuk met personages en een script waarin hij kon verbeteren. Hij was eerder met stilstaan begonnen dan ik had verwacht.
Merel kwam binnen met een dienblad, ze had zelfs de koektrommel meegenomen. Ik knikte haar toe en zei niets van de kruimels op haar truitje.
Ze begon met gestotterde excuses. Ik liet haar begaan, maar ze kon de clichés