‘Dat laatste kun je weglaten.’ Rokus las over Joris' schouder mee.
Naast Joris gromde Abel iets over Georg en injectiespuiten.
‘Ik dacht dat ik alles moest opschrijven. Dit lijkt me niet onbelangrijk.’
‘Abel bijt zo vaak op zijn handen. Niets bijzonders. “Weglaten”, zei ik.’
Rokus liep om de bank heen. Hij hurkte voor de gewonde patiënt. Joris kraste ostentatief in de kantlijn.
‘Goed zo,’ zei Rokus. ‘Abel, als je achterom kijkt zie je een fluitketel, een kraan en een gasfornuis. Heb je dorst?’
Abel knikte murmelend.
‘Laat hem toch. Je maakt hem bang. Hij is al bang genoeg van zichzelf.’
‘Joris, beste vriend, we hebben een afspraak! Als je zo doorgaat kan je het liedjesfestijn vanavond wel vergeten.’
16.30 u. Abel bekijkt de theepot.
16.45 u. Abel vindt een theezakje.
17.00 u. Abel vult de fluitketel met water.
17.30 u. Abel heeft thee gezet. Brandt zijn mond en bijt in zijn rechterhand. Valt op de bank in slaap.
18.00 u. Sabra wordt van haar kamer gehaald. Ze stond al twee uur voor de deur te schreeuwen om haar plaatjes en haar pop. Ze moet de tafel leren dekken. Ze deelt mee dat ze dat niet kan. R. geeft haar messen en vorken. Sabra gooit ze door de kamer.
‘Breng jij Sabra en Abel weer naar hun kamers?’ Rokus lag languit op de bank en stak een sigaret op. ‘Wij bestellen wel een pizza.’
‘Doe het zelf,’ zei Joris. Sabra stond naast hem, ze fluisterde alsof het een mantra was: ‘De plaatjes hangen niet, mijn pop is weg, de plaatjes hangen niet, mijn pop is weg, de plaatjes hangen niet.’
‘Vind je niet dat zij ook moeten eten?’
‘Als ik nu toegeef is het hele experiment zinloos geweest.’
‘Het is al zinloos!’
Rokus richtte zich op, hij steunde op zijn elleboog. Rook kwam uit zijn neus en mond. ‘Abel kan thee zetten. Morgen zal Sabra de tafel kunnen dekken. Die dingen kosten tijd.’
Joris nam Sabra's hand in de zijne. Hij sloot zijn ogen. Blijf en zorg voor evenwicht, dacht hij.
Sabra hield haar mantra aan terwijl ze de gang in liepen en Bert bevrijdden. Rode en blauwe plekken stonden op zijn voorhoofd en jukbeenderen. Hij had de pop van Sabra willen zoeken, zei hij, ze riep er steeds om. Het raam had niet meegegeven.
‘Maak plaats,’ zei Joris tegen Rokus.
‘Wat ga je doen?’
‘Ik zal ze voorlezen, zodat ze hun honger vergeten. Afspraak is afspraak.’
‘Je doet maar. Ik ga een uurtje slapen.’
Abel en Bert zaten samen op een bank te wiegen. Op de andere bank zat Sabra, ze fluisterde vrijwel onhoorbaar.
‘Het sprookje heet Sint Michaël en de draak.’
Abel sloeg zijn handen voor zijn ogen.
‘Het gaat zo. De boze geesten spraken tot elkaar. “Laat ons een draak maken en