Toen ze zwanger was van de jongste kwam ze bij de vroedvrouw. Het was in de tijd dat we nog niets wisten over brie en rosbief en al die andere dingen die jij niet mag. Ik kreeg nog gewoon te horen dat ik wel mocht roken, maar niet meer dan vijf sigaretten per dag. Dat heb ik dus ook allemaal gedaan, dat spijt me echt.’
Maar ja, die vroedvrouw zei: ‘Ik hoor twee hartjes, maar ik voel maar één hoofdje.’
Alle vroedvrouwen kwamen luisteren en voelen. Het was wonderlijk. Ze kwamen er niet uit. Ze hadden toen niet de apparaten die ze nu hebben.
‘We moeten afwachten,’ zei de vroedvrouw. ‘Kom over drie weken nog eens terug.’
Stel je voor! roept mijn moeder uit. Dan moet je naar huis met twee hartjes en een hoofdje! Zo sta je dan in de rij bij de bakker.
Nou ja, na drie weken kwam ze terug. De vroedvrouw zette die toeter weer op haar buik. Ze luisterde lang. ‘Nou hoor ik verdomme nog steeds twee hartjes,’ riep ze uit.
Ze begon met twee handen op haar buik te duwen, in alle richtingen.
‘En ik voel toch echt maar één hoofdje.’
De buurvrouw mocht weer rechtop gaan zitten. Trok haar trui weer over haar buik.
‘Nou’, zegt de vroedvrouw. ‘Dat zien we dan wel als het zover is.’
‘En er werd dus gewoon één jongetje geboren,’ zegt mijn moeder. ‘Een jongetje dat nu samen met zijn broer structureel alle containers met oude kranten in de fik zette.
En bij het zien van ieder babydochtertje barstte de buurvrouw in snikken uit.
‘Zijn we daarom verhuisd?’ vraag ik aan mijn moeder (wij zijn met vier meiden thuis).
‘Nee,’ zegt ze. ‘Nee, we wilden graag een tuin. Ik wilde dat jullie in de tuin konden spelen.’
Nog een kwartier voordat de dienst begint. De familie staat rond opa, over enkele minuten zullen de eerste mensen binnenkomen. Rik doet wat ik hem op de heenreis in de auto verboden had te doen. Hij pakt zijn gloednieuwe mobiel uit de binnenzak van zijn pak, klikt in een vloeiende, filmische beweging het apparaatje open en brengt het schermpje op enkele centimeters afstand van de ogen van zijn moeder.
‘Kijk,’ fluistert hij trots. ‘Zie je het?’
Zijn moeder kijkt naar het schermpje. Zet haar bril op.
‘Heb je alweer een nieuwe telefoon?’ vraagt ze.
‘Nee, de foto,’ zegt Rik, ‘kijk naar de foto.’
Zijn moeder kijkt naar het wazige zwart-wit beeldje.
‘Is dat opa?’ vraagt ze verbaasd.
Riks zus buigt van de andere kant over de kist heen om het ook te zien.
‘Nee,’ zegt Rik. ‘Natuurlijk niet. Raad maar wat het is. Het is heel mooi.’
‘Hoeveelste telefoon is dit voor jou eigenlijk dit jaar?’ vraagt zijn zus. ‘Vierde?’
‘Vijfde,’ zeg ik. ‘Rik, je kunt beter even wachten tot strakjes.’
‘Wat,’ zegt Rik. ‘Het is heel mooi. Ze moeten het nu zien. Kijk oma, kijk.’ Rik houdt de telefoon voor het gezicht van oma.
‘Ja, nou ja,’ zegt ze. ‘Ik hoef dat niet hoor. Ik ben toch altijd thuis. En als ik niet thuis ben, ben ik gewoon even boodschappen doen.’