in de waagschaal omwille van de Liefde. En wat is Jezus' kruisiging anders dan een moord gepleegd door God uit liefde? God offerde Zijn dierbaarste bezit, Zijn zoon (volgens anderen Zichzelf), uit liefde voor de mensheid. Toen Jezus in een laatste stuiptrekking ‘Het is volbracht’ kreunde, was daarmee de mens verlost van alle zonden, onherroepelijk. De hemelse moord was voorgoed geheiligd, vergoddelijkt.
Bij nader toezien wekt ook het plechtige (alhoewel pas zesde) gebod: ‘Gij zult niet doden’ een besmuikte lachlust op als we eraan denken hoe vaak de wapens voor strijd zijn gezegend uit naam van diezelfde God, en hoe het ‘Te Deum’ daar dan als apotheose op volgde. Het geweld van oorlog (rationeel, weloverwogen geweld) is verraad ten opzichte van de God van het Nieuwe Testament, maar kennelijk niet in strijd met de Heer der Heerscharen uit het Oude. Indien het gebod redelijk was, en geldig, zou elke oorlog veroordeeld moeten worden, en zou Donner afstand moeten nemen van zijn collega-minister Kamp en daarmee van het Kabinet en van elke bondgenoot die de invasie in Irak en Afghanistan - of welke andere oorlog dan ook - steunt en steunde.
De slotsom is dat wij te maken hebben met een diepe justitiële en religieuze paradox: oorlog is geoorloofd maar het duel niet. Vreemd wellicht, zeker gezien het feit dat het duel aanvankelijk een minder bloedige vorm van oorlog was, waarbij vijandige volkeren zich na een volgens de regels kenbaar gemaakte uitdaging verlieten op de kwaliteiten van hun kampioen. Die maten hun krachten in een gevecht van man tegen man, en de uitkomst daarvan besliste de oorlog. Dit gevecht werd gehouden ten aanschouwen van beide partijen. (Bloedwraak is in zekere zin een heimelijke variant hiervan, en net als het duel en de oorlog onderworpen aan zeer nauwkeurige regels.)
Pas vanaf de Middeleeuwen kreeg het duel een individueel karakter, en sindsdien heeft het liefdesduel legendes gemaakt en legendes gebroken. Grootse kunstwerken zijn erop geïnspireerd. Neem Poesjkin, de beminde Russische dichter wiens liefde voor de bloedmooie maar ontrouwe Natalja Gontsjarova (zijn ‘113de liefde’) hem fataal werd - in een duel. Wij lezers zijn niet verrast, want Poesjkins gehele oeuvre ademt duel. Of zoals Menno ter Braak zei: ‘Het is de stijl van het duel die in het fonkelende proza is doorgedrongen’ (en laten wc Poesjkins opvliegendheid nu niet toeschrijven aan zijn Abessijnse afkomst!).
Of neem Bizets meesterwerk, de opera Carmen. Het was de afwijzing door Carmen, die Don José radeloos maakte. Carmen doet hem een fataal voorstel: zijn liefde kan hij bewijzen door met haar nieuwe vlam, de gevreesde toreador, te duelleren. Don José neemt de uitdaging aan en triomfeert - de tranen stromen door het theater. Keer op keer, bij elke opvoering opnieuw.
Kennelijk raakt Carmen aan een mannelijke oerdrift, een drift om de vrouw te veroveren, op haar te jagen. In dit opzicht loopt er een zeer dunne lijn tussen mens en dier. Weleens in de woestijn twee bronstige mannetjesschildpadden gezien in de buurt van een vrouwtje? Daar gaan ze, als tanks op elkaar af. Of nee, het schouwspel heeft iets van een middeleeuws toernooi, waarin beide ridders uitgerust zijn met lans en schild, met als inzet meestal de hand van een begeerlijke jonkvrouw. Vlak bij elkaar houden ze stil voor een eresaluut, denkbeeldige bazuinen schallen door de trillende lucht en dan, opeens, is het ernst. Voorzichtig draaien ze om elkaar heen, waarbij ze goed oppassen hun kwetsbare flanken niet bloot te geven. Maar zo komen ze er niet uit en na korte tijd wordt het gevecht steeds driester. Ze stoten nu met de schilden tegen elkaar aan dat het kraakt en proberen elkaar zo omver te werpen. Dof kreunen de klappen in de woestijn. De schone, om wie het allemaal begonnen is, komt inmiddels naderbij. Met log kopgezwaai volgt ze, kennelijk opgewonden, de wisselende kansen van de rivalen. Even later ligt de verliezer hulpeloos op zijn rug. Ten overstaan van het wijfje bestaat er geen vernederender aanblik. Zij draait zich arrogant om en de overwinnaar scharrelt achter haar aan. Dat is zijn recht. Het is een eerlijk gevecht geweest en door zijn triomf is het wijfje van hem. Ze bekommeren zich niet om het slachtoffer dat kwetsbaar en gedoemd achterblijft, maar haasten zich zwaarvoetig naar de eerste de beste schuilplaats die zich wil lenen voor het vieren van hun wittebroodsuur.