jong en pas benoemd, evenveel als een oude medische specialist. Bovendien was er net in die tijd een operatie aan de gang die bedacht was door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Toxopeus om de salarissen van rijksambtenaren op te trekken. En in die ‘Toxopeusronde’ ging ik ook mee. Wij waren nu echt rijk! Toen ons vierde kind geboren was, ging ik met een duimstok naar de autotentoonstelling in de rai om een grote auto uit te zoeken, met plaats voor vier kinderen, waarvan één in een reiswieg. Er waren twee modellen die voldoende ruimte boden. Maar toen de dealer van Citroën voor een proefrit met een ds-break naar ons huisje kwam en zag hoe jong we waren en hoe wij daar leefden, zei hij direct: ‘Meneer, deze auto, dat is niets voor U.’ Zo werd het een Volvo Amazone Combi, zoals dat toen heette.
Nu zou je het een vrij kleine auto vinden maar destijds was het een opvallend grote wagen, en bovendien een toonbeeld van luxe en comfort. Toen ik eens in de Rijnstraat parkeerde, kwam er een oud mannetje naar me toe en die vroeg: ‘Wat kost het nou, zo'n auto?’ Ik antwoordde naar waarheid: ‘Zesduizend gulden.’ Dat was in die tijd enorm veel geld.
De eerste jaren na mijn aantreden ging ik geheel op in mijn werk en ik had nauwelijks belangstelling voor de grote gebeurtenissen elders in de wereld. Maar dat werd anders in mei 1968, met de revolte in Parijs. Ik vond deze gebeurtenissen heel erg spannend, Cohn Bendit interessant, en alles tegelijkertijd volstrekt onbegrijpelijk. Ik herinner mij dat ik in mijn auto op weg naar huis door de radio president De Gaulle hoorde spreken, die zei: ‘Ik treed niet af.’ De hele studentenbeweging ging als een nachtkaars uit en zij heeft goed beschouwd nauwelijks blijvende sporen nagelaten. Maar in de volgende jaren inspireerde het Parijse voorbeeld de Nederlandse studenten tot allerlei acties zoals de Maagdenhuisbezetting, die later weer hun weerklank vonden in de politiek.
Ik heb er persoonlijk nauwelijks last gehad, want onze faculteit was geen brandpunt van opstandigheid (en mijn onderdeel al helemaal niet), maar ik werd wel geraakt door wat er elders gebeurde. In die tijd hadden wij pas kort televisie, en dat was direct het voornaamste venster op de wereld. Ik herinner mij ook de beelden uit 1966 van de ‘bouwvakkeropstand’, toen bouwvakkers die zich tekort gedaan voelden over hun vakantiegeld dreigend over de Nieuwezijds Voorburgwal oprukten naar het gebouw van De Telegraaf. Daarmee begon het, als ik het goed heb, de bijna-revolutie in West-Europa. Onlust in Amsterdam, opstand Parijs, grote agitatie aan de universiteit over het beginsel van one man, one vote, - het was een onrustige, opwindende tijd.
Bij mij wekten de gebeurtenissen vooral grote verbazing, in het bijzonder over de volstrekte onmacht van de autoriteiten. Ik heb mijn hele leven een natuurlijk ontzag voor hooggeplaatsten gehad, en het vaste geloof dat ze over superieure kennis en inzicht beschikken. Dat vertrouwen werd nu voor het eerst (maar zeker niet voor het laatst) echt beschaamd, want ze brachten er niets van terecht.
Na jaren van troebele strijd en onbegrijpelijke conflicten in sommige faculteiten werd omstreeks 1972 de universitaire democratie ingevoerd. Er werden verkiezingen gehouden volgens het systeem van de ‘enkelvoudig overdraagbare stem’, een fraai klinkend maar erg ingewikkeld stelsel, dat naar ik meen werd ingebracht door een wetenschappelijk medewerker uit Delft die er artikelen of misschien zelfs een proefschrift over had geschreven. Dit stelsel werd bij mijn weten alleen in Ierland gebruikt, en dan nu in ons land bij de universitaire democratie vol-